Het blinde kind. Handleiding voor ouders van blinde kinderen, onderwijzers en leeraars van de godsdienst, enz. door J.J. Alberda. Te Leyden en Amsterdam, bij J.H. Gebhard en Comp. 1850. In gr. 8vo. f :-60.
De Heer alberda volbrengt in dit boekje zijne belofte, in het vorige geschrift gedaan, om tot het onderwijs van blinden eene Handleiding te leveren. Na hetgeen Ref. hierboven gezegd heeft, valt, omtrent zijn oordeel over dit werkje, wel niet te twijfelen.
De Handleiding stelt ouders en onderwijzers in staat, den blinde op te leiden tot de bevatting van hoogere intellectuëele en ligchamelijke oefeningen. De aanwijzingen zijn eenvoudig en daarom bevattelijk. Daar de Schrijver belooft eene meer uitgebreide Handleiding voor Onderwijzers van blinden te leveren, kunnen wij ons onthouden van eene aanmerking, waartoe de beknoptheid anders aanleiding zou geven.
Het is eene physiologische daadzaak, dat de overige zintuigen eens blinden gewoonlijk meer ontwikkeld worden; ja, zelfs van stonden aan die meerdere vatbaarheid openbaren. Dit is echter geenszins dáárin gelegen, dat de overige zintuigen eene volmaaktere vorming ontvangen hebben, maar dáárin, dat zij reeds dadelijk meer geoefend worden, en de ondervinding toch is de bron van alle zintuigelijke ontwikkeling: Dit moet wel in het oog worden gehouden. Men zal echter nimmer kunnen toestemmen, dat de blinde voor dezelfde intellectuëele ontwikkeling vatbaar is als de ziende, ceteris paribus, want hem ontbreken middelen tot uitbreiding zijner kennis, die de ziende bezit, en de veelheid der middelen maakt de bereiking van het doel gemakkelijk.
Bij het onderwijs der blinden moet dus op den voorgrond staan, hem al datgene duidelijk te maken, wat men