De eenzijdige rigting van onzen tijd, door Dr. C. van Osenbruggen. Te 's Gravenhage, bij de Erven Thierry en Mensing. 1850. In gr. 8vo. VI en 31 bl. f :-50.
De Schrijver beweert niet ten onregte, dat in onzen tijd de analytische rigting des verstands boven de synthetische rigting der rede de overhand gekregen heeft. Hierin zoekt hij de oorzaak van een aantal kwalen, die naar zijn inzien de maatschappij aankleven met betrekking tot het onderwijs, de politiek, de kunst en de godsdienst. Dat men aan het louter stoffelijk en louter wetenschappelijk nuttige wel eens te veel de voorkeur geeft boven hetgene meer strekt tot verfijning van den smaak en veredeling van het hart, kan moeijelijk worden ontkend, en over het geheel geeft de Heer osenbruggen wenken, waarop wel mag worden gelet. Doch hoe veel aandacht hij verdiene, hij-zelf is ook niet vrij van eenzijdigheid. Zijn betoog, ten voordeele van het Droit Divin, bl. 16 en 17, is duister en duldt wel zeker geene analysis van het verstand; doch wat zulk eene ontleding niet kan doorstaan, is ook geene zuivere synthesis of zamenstelling der rede. De rede construëert; doch die constructie moet den toets van verstand en oordeelskracht kunnen verdragen, of de synthetische werking loopt uit op het bouwen van luchtkasteelen. Gaarne erkennen wij de overheid als Gods dienaresse en gelooven aan den pligt der gehoorzaamheid binnen de grenzen der wet. Maar wie is de overheid? Van waar ontleent zij haar regt? Tot hoe verre strekt dat regt zich uit? - Ziel deze vragen laat de Schrijver onbeantwoord. En schoon alles onder de leiding der Voorzienigheid gebeurt, kan toch niet ééne regering haren hemelschen lastbrief toonen, om zich tegenover eene andere opkomende regering te handhaven. Maar zóó doende komt men van zelf op de zoogenaamde Souvereiniteit des volks, die door den Schrijver
verworpen wordt: want men kan geen anderen historisch-juridischen grondslag vinden, dan de uitdrukkelijke of stilzwijgende bewilliging der volken; en