toch behooren in en aan de kerk. Deze, bezield met de liefde des Verlossers, neemt de kinderen uit de wieg aan, en zegent hen met het zegel der verzoening. De kerk is de opvoedingsplaats van den mensch, gelijk het geheele schoolwezen in het Christelijk Europa aan de Kerk zijn ontstaan heeft te danken. Het is daarom eene gelukkige gedachte het Evangelie bepaaldelijk aan kinderen te prediken, en tot hunne bevatting af te dalen, - zoo het niet voor sommigen moge heeten: op te klimmen, - om ze te wijzen op dien Heer, die zoo vriendelijk gezegd heeft: ‘laat de kindertjes tot mij komen, en weert ze niet; want denzulken is het rijk van God.’
De voor ons liggende bundel bevat twaalf preken, de een meer de ander minder op kinderlijken toon gestemd. Van geen dier preken kan men zeggen, dat zij mislukt is. Koetsveld opent waardig de rij met een treffend voorval uit davids leven, voorgesteld en ontwikkeld, zoo als men dat van den populairen man verwachten mag. - De tweede preek, door vorstman, over de fabel van jotham, Rigteren ix:8-15, geleverd, kan, op enkele uitzonderingen na, als men het woord ‘kinderen’ in ‘toehoorders’ verandert, voor eene gewone preek dienen. De geachte Spreker had dit onderwerp gewis meer in de kinderwereld kunnen overbrengen. Wien is het onbekend, welke booze rollen onvergenoegdheid en ontevredenheid gewoonlijk daar spelen! - De derde handelt over jezus, als kind met zijne ouders te Jeruzalem. Luk. ii:41-51. Van spall heeft daarin een woord gesproken, voor ouders gepast, en hartelijk voor kinderen. - De vierde preek: jezus ontmoeting met thomas, na zijne opstanding, naar joh. xx:24-29, door g.e.w. de wijs, heeft den kindertoon zuiver getroffen. Op die wijze kunnen zelfs de belangrijkste onderwerpen uit de geschiedenis der Goddelijke openbaring voor kinderen aanschouwelijk worden gemaakt, en met zulk eene voorstelling beantwoordt men het best de vraag: of de kinderen óók nut uit den bijbel kunnen trekken? - Een juweel in dezen bundel is de hemelvaartspreek over luk. xxiv:52b van biben. Wien zou het nog kunnen verwonderen, dat de man, die door