uitwendigen levensloop, maar van zijn inwendig zieleleven zwijgt. Dat de onbeteugeldste zelfzucht en onbepaaldste gehechtheid aan de dingen dezes levens, waardoor alle hoogere gedachten geheellijk werden buitengesloten, den rampzalige anderhalvén dag vóór zijnen dood nog bezielden, blijkt uit de ontzettende bijzonderheid, dat hij toen nog den ontboden notaris in de reden viel, toen hem de te voren opgegeven overdragt aan zijne kinderen werd voorgedragen, zijn verlangen te kennen gevende, die liever niet geplaatst te zien; zeggende: ‘Ik had liever, mijnheer de notaris! dat gij dat artikel er uitgelaten hadt; ik kon eens vrij komen, bij God zijn alle dingen mogelijk, en ik had mij dan van alles bij mijn leven ontdaan.’ Maar indien het openbaar gerucht waarheid behelst, zou de misdadiger bij zijn ongeloof ook het onzinnigst bijgeloof gevoegd hebben, en zich, op grond van zekere gekochte en gedragene medaille, tegen een gewelddadigen dood vrij gewaand hebben! En volgens dat zelfde gerucht was alles in zijn oog eene tooneelvertooning, ten einde hem in de engte te jagen met het doel, om hem van een groot gedeelte zijns vermogens te berooven. Van het laatste vinden wij hier de wenken, en wat het eerste aangaat, wij eerbiedigen de kieschheid der Schrijvers, ofschoon wij voor ons iets ter waarschuwing van misleide slagtoffers des bijgeloofs zouden verlangd hebben.
Wat overigens het voor ons liggend geschrift aangaat: het is wèl geschreven. Dat het herhaaldelijk dezelfde daadzaken behelst, ligt in den aard der zaak; dit is bij het opnemen van geregtelijke acte-stukken niet te vermijden. Slechts hadden wij wel gewenscht, dat de Schrijvers hier en daar wat minder hadden uitgeweid over de inrigting van hun geschrift. De stijl is beschaafd, de toon gepast, en, waar het voegzaam is, echt Christelijk.
Den uitgevers zij lof voor de nette uitvoering, en verschooning voor de menigte van drukfouten om den spoed, waarmede deze twaalf vellen gedrukt moesten worden, ten einde kort na de uitvoering der straf te kunnen ver-