het Julij-Koningschap voor de Republiek omvergeworpen; de Republiek kan weder voor zichzelve omvergeworpen worden; maar wij gelooven, dat zij (de legitimistische partij) zich met betrekking tot de laatste uitkomsten verrekent. Wel kan de Republiek haar als buit, nimmer echter als erfdeel toevallen; door menschen zou zij magtig zijn, nimmer echter zal zij zulks door omstandigheden worden.’ - De laatste zeven bladzijden, handelende over het Regentschap, behelzen een betoog, dat alleen bij de Hertogin van Orléans en haren zoon het Democratische Koningschap en eene gelukkige oplossing van Frankrijks toekomst is te vinden; om hare afkomst en onzijdigheid te midden der staatkundige partijen, terwijl zij al het goede van elke partij in zich vereenigt; voorts om haar karakter, en gehouden gedrag op 24 Februarij 1848, en om de genegenheid haar door alle vorsten van Europa toegedragen. Men behoeft, bij al 't goede, dat er van de Hertogin van Orlèans gezegd wordt, niet te vragen, of de Schrijver tot hare vrienden behoort; maar wij kunnen ook daarom niet gelooven, dat 't geschrift uit haar eigen pen zoude zijn. Hoe 't zij, 't bevat veel dat aandacht waardig is, en wij bevelen 't allen aan, die in de Fransche beweging en bespiegelingen over Frankrijks toekomst belang stellen. Van die toekomst-zelve, voor 't sterfelijk oog alsnog met nacht bedekt, is nogtans weinig te gissen, veel minder te zeggen; - 't is er nog altijd mede:
Uit Frankrijk roept de stem: Wat is er van den nacht,
o Wachter! welk een dag wordt aan de kim gewacht?
†-.