| |
Muzen-Album. Iste en IIde Deel. Te Amsterdam, bij de Gebr. Diederichs. 1849. In kl. 8vo. Te zamen 500 bl. Met portretten en vignetten. f 5-:
Blijkens het voorberigt des Eersten deels is het Muzen-Album bestemd, om in twee behoeften te voorzien. Vooreerst: om te strekken niet enkel tot eene ‘poëtische beeldengalerij’ voor werken van levende meesters; maar ook tot eene ‘bewaarplaats’ van hetgeen er verdienstelijks gevonden wordt, a. in de dichterlijke nalatenschappen van ontslapen zangers; b. in de werken van liefhebbers en aanvangers in de kunst. Ten tweeden, en dit is het voornaamste, om een gedeelte der vruchten dienstbaar te maken tot de grondlegging van een Fonds voor hulpbehoevende weduwen en weezen van Nederlandsche dichters.
Wij laten in het midden of de splitsing onzer poëtiserende landgenooten in meesters en liefhebbers naauwkeurig zij. Misschien ware 't beter geweest, hen te onderscheiden in poëten en dichtkunstenaars. - Men moge zeggen, wat men wille, er is een hemelsbreed verschil tusschen de gedichten der weinige uitverkorenen, die, gelijk de oude profeten, ingevingen van boven ontvangen, en die van anderen, aan welke dat voorregt niet geschonken is. Maar men zal ook den steller van het voorberigt evenwel niet kunnen tegenspreken, dat er, zelfs onder hen, die wij poëten zouden noemen, een even groot onderscheid is tusschen de gedichten dergenen, die een ruim gedeelte van hunnen tijd kunnen toewijden aan de beoefening der dichtkunst, dat is, aan oefening in de
| |
| |
schoonheden van den stijl en der versificatie, en de gedichten van hen, wier maatschappelijke pligten hun dat beletten. Deze laatsten zijn in de schatting van den steller: liefhebbers; doch 't woord is hem eenigzins kwalijk genomen, en 't kon niet anders. Ieder houdt zijn uil voor een valk, en zou dan niet een versificateur zich-zelven, met de vrienden en bekenden die hem bewonderen, voor een poëet houden? - 't Ware inderdaad een wonder, als enkele dilettanten 't harnas niet aanschoten, voor 't burgerlijk gebruik, dat ze allen, die verzen maken, poëten noemt, zoo goed als de besten? - Tot zijn geluk is Mr. j. van lennep hem ter hulp gekomen met eene satire: ‘de liedtjenszanger’ (Deel II, bladz. 1), waarin hij hunne modestie op de geestigste wijze bestraft.
Insgelijks laten we in het midden, of de ‘liefhebbers en aanvangers in de kunst’ voor hetgeen ze verdienstelijks leveren niet elders plaats kunnen vinden; maar 't was eene gelukkige gedachte om eene bewaarplaats te openen voor nog ongedrukte of verspreide poëzij van ontslapen zangers, die anders in 't vergeetboek of geheel verloren kon raken. 't Is wel vreemd, dat de boekhandel niet reeds vroeger daaraan heeft gedacht. Nu de gedachte door den ontwerper van dit Album is uitgesproken, heeft de concurrentie dadelijk zich werkzaam getoond, om een gedeelte dier nalatenschappen te vermeesteren; - moge 't maar niet zijn ten nadeele van 't Album, en tot schade voor het fonds! Hoe 't zij, wij hebben er aan te danken, dat ook in dezen jaargang eenige fraaije gedichten zijn bewaard, die anders welligt nimmer in het licht zouden zijn gekomen. Boven alles juichen wij de gedachte toe, om het werk dienstbaar te maken aan de oprigting van dat Fonds, hetwelk reeds voorlang had moeten zijn daargesteld. Wij wenschen er zegen op, en 't eenmaal zóó bloeijende, dat 't ook middelen hebbe, om verder te gaan en te ondersteunen niet alleen hulpbehoevende weduwen en weezen van dichters, maar van verdienstelijke schrijvers in het algemeen, en niet alleen die weduwen en weezen, maar ook die dichters en schrijvers-zelven, wanneer ze door ouderdom of tegenspoeden
| |
| |
tot behoefte vervallen - waarvoor zij gelijk andere menschen blootstaan. Ware het Fonds vijftig jaren vroeger opgerigt, dan had 't ook den onlangs - te vroeg, helaas! - ontslapen verdienstelijken, braven bosdijk, toen hij de pen niet meer kon voeren, zijne laatste, bittere levensdagen kunnen verligten. - Hoe velen vóór hem hadden dáár, zelfs in nog hoogere mate, behoefte aan!
De twee deelen bevatten bijdragen van zes-en-veertig medeärbeiders. De menigte en verscheidenheid van stukken beletten ons aan hunne beoordeeling te denken; wij moeten ons beperken tot eene korte opgave van den inhoud.
Uit de dichterlijke nalatenschappen van ontslapen zangers ontvangt men van abm des amorie van der hoeven, jr. twee stukken: simon petrus te Rome, een verhaal, en Mannentrouw, eene romance; - van g. grave, jz.: vondel, een lierzang; - van d. van heyst: de Lurley, eene Romance; van c. loots: de Wijze, een lierzang; - Aan j. van vondel, na het lezen van eenige lettervruchten des tegenwoordigen tijds, een uitvoerig dichtstuk in alexandrijnen, dat tot eene voorlezing heeft gediend, maar, door gloed van stijl en verheffing van denkbeelden, tot de lierzangen mag gerekend worden, en twee geestige losse stukjes, onder 't opschrift: Makel- en Metselzangen, het eene aan de Makelaars blijenburg en gijzelman, bevattende in korte trekken de geschiedenis van 't prachtige huis van crevenna te Amsterdam (tegenwoordig 't eigendom der twee Amsterdamsche Departementen tot Nut van 't Algemeen), en ‘na den afloop eener boedelveiling’; stukjes die, behalve 't behagelijke dat ze in zich-zelven hebben, van belang zijn voor den lateren navorscher van de gebeurtenissen, zeden en gebruiken van het tijdvak, waarin de dichter leefde. - De inteekenaren op het Album zijn den Hoogleeraar des amorie van der hoeven grooten dank schuldig, dat hij 't verrijkte met twee zoo meesterlijke stukken van zijn onvergetelijken zoon, dichter ‘uit behoefte des harten,’ die zich vormde naar de uitstekendste modellen van ouden en nieuweren tijd. - Het gevoel, de scheppende verbeelding en 't gezag over
| |
| |
de taal, die overal in ‘de Lurley’ doorblinken, getuigen van het groot verlies door onze letteren geleden ook in het te vroeg verscheiden van d. van heyst, wiens nagelaten gedichten het Album aan onzen meesterzanger Ds. ter haar heeft te danken. De lierzang van grave vol gang en gloed, geeft regt te vragen: waarom er van dien dichter niets in het tweede deel is opgenomen. Van loots, wiens stoute geest onze letterkunde met zoo menig stuk verrijkte even schitterend door gespierdheid van verzen en vlugt van denkbeelden als door 't echt nationale van den geest, behoeven we wel niet anders te zeggen, dan dat 't ons verheugt, dat zijn nagelaten gedichten, die zoo lang in den donker lagen wachten op de zorg van iemand zijner oude vrienden om ze in 't licht te plaatsen, eindelijk van lieverleê door den druk algemeen zullen worden gemaakt. Het opschrift Makelen Metselzangen herinnert ons, dat deze groote dichter, in compagnieschap met den zanger der Hollandsche Natie, makelaar, metselaar en steenkooper was. De doorluchtige firma helmers en loots stond, of staat misschien nog heden op hunne kalktobbens geschilderd, en wij zagen, vooral in den tijd toen de Hollandsche Natie van den een en de Batavieren van den ander een elektrieken schok gaven aan het nationaal gevoel, meer dan eens, waar zulke tobbens nabij eene metselkarrewei op den wal stonden, voorbijgangers hunne hoeden afnemen, als hun de namen dier firma in het oog vielen. - Van den armen bosdijk, onlangs overleden, vindt men hier twee stukjes: de Vorstelijke Balling (de Hertogin van orleans te Eisenach), en Aan bianca; het laatste naar 't
Latijn van janus secundus; twee kleine maar welsprekende getuigen van zijn gevoel en talent.
Als aanvangers in de kunst beschouwen we j.j. van maas, die aan de dichtkunst een fraaijen lierzang wijdde; w. peypers, die in een odematig verhaal den invloed van kunst en liefde in sierlijke en fiksche verzen bezingt, en j.h. van lennep, jeugdigen broeder van den beroemden Mr. jacob, een triomflied Israëls over het gevallen Babylon; vrij gevolgd naar jesaias xiv:4-24; een heer- | |
| |
lijk lied, waarin de geest van den profeet treffend wordt wedergegeven. De Redactie is karig geweest in het opnemen van eerste dichtproeven, en deed er wèl aan. Van het genoemde drietal, aan welks poëtischen aanleg niet is te twijfelen, mag men veel goeds en groots verwachten, indien zij voortgaan hunne gaven aldus te gebruiken.
Door dilettanten, dichtkunstenaars, liefhebbers - begaafde mannen, in één woord, die slechts nu en dan de lier in handen nemen, is eene rijke verscheidenheid van ernstige en luimige stukken bijgedragen. Dr. gleuns, jr. schonk een drietal grafbloemen, klein doch geurrijk bouquet voor moeders bij de graven van jonge kinderen. Hoogeveen sterck leidt den geest terug naar den 30sten November 1813. Jammer, dat het eenigzins verouderd onderwerp bij velen niet de belangstelling zal opwekken, die deze krachtige uitboezeming verdient. Ds. j.a. kramer leverde Koning cassan en de reis van thomas om liefde en vrede te zoeken, twee verhalen, die wijsheid leeren, op vrolijken trant. Van den Eerwaarden c.w. pape vindt men eene Elegie bij den dood van een zoontje, die wij meesterlijk zouden noemen, als dat woord het vaderlijk gevoel niet konde kwetsen. Wij rangschikken dit aandoenlijk gedicht onder de juweelen van dezen jaargang. Regt zangerige liederen ontvangen we van g. van reyn, aan de Herfstavondzon, en van g.p. roos over de bloem van welke hij den naam draagt. Ds. van schaick droeg een lierzang bij, waarin hij de zegepraal voorspelt van het rijk van waarheid en licht - moge zij waarheid worden! - en schapenwasschen, een klein verhaal, naar onze schatting een juweeltje, niettegenstaande van de zeven vierregelige coupletten het 4de en 5de zeer goed kunnen worden gemist. Een veertiental puntdichten, waarvan eenigen veel aanleg voor dit moeijelijk genre verraden, leverde w. schepers. Kapitein van der stok vergast ons op eene allerliefste herinnering aan zijn verblijf in de
West-Indiën: de aloë en de tropiaal. Het lot der nachtegalen, zingende onder raven en uilen, wordt door tétar van elven in een fabel met nadruk geschetst. Van wechel gaf een zeer gelukkige vertaling naar eber- | |
| |
hard: het potsige kristoffel in den vreemde, waaraan het geestig vignet des tweeden deels is ontleend, en 't oorspronkelijk half burlesk verhaal van een watertogt op de Schelde, waarin eool en neptuun aan eenige heeren en dames veel te doen geven. Van wijsmuller blijven hier de gevoelvolle coupletten bewaard, die hij den Lutherschen weezen te Leyden in den mond gaf bij den aanvang van 1849. Eindelijk maakt men hier kennis met de godvruchtige Muze van den Eerwaarden tatum zubli, in een Bijbelsch verhaal: rebekka, zoo liefelijk van verzen als zacht van gevoel, waarin de kleur van het Oosten goed is bewaard. Het vignet des eersten deels is aan dit gedicht ontleend; maar we kunnen aan de rebekka, die er op is voorgesteld, geene schoonheid vinden.
Evenzeer hebben onze eigenlijke poëten, en meer gezette beoefenaren der dichtkunst hunne belangstelling in het werk doen blijken. De kunstkeurige Ds. beets gaf weinige maar meesterlijke verzen aan eene bruid, en geniaal en wetenschappelijk, een geestig puntdicht; van den berg eene vaderlandsche Romance: sebastiaan de lange (1572), vurig en fiksch, ofschoon in een paar verzen minder correct; clavareau, in het Fransch, een drietal stukken: une victime d'une banquéroute publique, een tragische monoloog vol gang en afwisseling van hartstogt, uitmuntend voor de declamatie, en den rederijkeren gewis welkom; a trois soeurs en rêverie, 't eerste door smaak, 't tweede door gevoel uitmuntend; da costa de uitstorting van een lijdend maar in God berustend gemoed: aan mijne egade op haar verjaarfeest; dorbeck: ansfried van teisterband, eene uitvoerige verdienstelijke legende, hoewel ze hier en daar bekort had kunnen worden; de genestett eene Elegie: de stem des harten, vol gedachten, élégant, meesterlijk van versbouw en stijl. In het 4de vers van dit gedicht, op bladz. 135, staat: aan wereldlust, 't moet blijkbaar zijn: van wereldlust, maar is onder de drukfeilen niet vermeld. - Ds. ter haar: aan eene jeugdige declamatrice, rijk aan denkbeelden en beelden, in den sierlijksten stijl; van harderwijk twee gelukkige vertalingen: de moeder van den jager, en
| |
| |
een Nachtwakerslied; Dr. hirschig, cz. drie stukken: een Gezigt, treffend door de wending aan 't slot, die nogtans edeler kon wezen; Aan Mr. wm. bilderdijk, vol warmte en gevoel, in gladde en gespierde verzen, en eene naïfleerrijke apostrophe: Aan een winterkoninkje; - de kanter twee proeven eener jambische overbrenging der Messiade van klopstock, die, om 't minder geschikte van onze taal voor den hexameter, en den minderen smaak van onze Natie voor die versmaat, den dichter lust doet toewenschen om dat geheele heldendicht in jamben over te brengen; - h.h. klijn: Aan den Hoogleeraar des amorie van der hoeven, Het gevoel, en Amen, drie stukken, den godvruchtigen, diep gevoeligen zanger waardig, en van welke 't laatste den jaargang waardig besluit; Mr. j. van lennep, een drietal Erotische stukjes, vol schalksche naïveteit in den stijl en in de gedachten, en de geestige satire de liedtjenszanger, van welke reeds gesproken is; j.c. perk eene klagt In het Prinsenhof te Delft, die algemeen sympathie zou opwekken, ware zij in één opzigt niet eenigzins hard uitgevallen; Dr. riehm: de Magyarendood, eene treffende Romance, met talent vertaald; a. ruysch: Aan voltaire, vol ziel en gloed; schimsheimer: Het Volk, een lyrisch leerdicht, wel waardig gelezen en behartigd te worden; Ds. schultz jacobi: De Prediker van bechstein met gevoel overgebragt; Mr. sifflé: Natuur en Kunst, een
leerdicht vol diepe en schoone gedachten. Van tollens vindt men hier den herdruk van De rook- en snuiftabak, een allergeestigst stukje, vol waarheid, geheel con amore bewerkt, en zeker uit des dichters besten tijd. Wijders droegen bij: l. de visser: een lentemorgen in het Alpendal, fragment eener vertaling van de lamartine's Jocelyn. Wij begrijpen niet hoe er iemand kan zijn, zoo door en door dichtkunstenaar, dat hij verzen schrijft zoo meesterlijk als dezen, zonder algemeen bekend te zijn in den Lande. Er is in die verzen eene gemakkelijkheid, een élégance, een kracht, een rijkdom van voorstelling en uitdrukking, een gevoel en begrip van de schoonheden van 't oorspronkelijke, en
| |
| |
tevens van onze taal en versificatie, dat we opgetogen waren bij de eerste lezing, en nog opgetogen zijn bij de herlezing. Warnsinck leverde bertha, eene Romance, die zijn helder hoofd en wèlgeplaatst hart vereert; wijsman: De taal der starren, en In mijne gaarde, twee uitstortingen des harten van dezen gevoeligen zanger, aan de Natuur, aan zijne moeder, en aan God; withuys: een Doopgroet aan marcellus emants uit een godvruchtig hart, en pedro en pedrillo, een satiriek-ironieke droomvertelling, uit een schertslustigen geest; van zeggelen, eindelijk, een Klaaglied van jan chagrijn, eene aardige, wèlgestoffeerde Jeremiade, in des dichters nieuweren toon en trant. - Het eerste deel bevat, bovendien, een prozastuk Over het Treurspel in Nederland, uit de nalatenschap van Mr. wm. bilderdijk, geschonken door den Hoogleeraar tydeman, en het tweede deel eene korte voorlezing of bijdrage over de Romance.
Uit deze opgave blijken de rijkdom en verscheidenheid van onderwerpen in de twee deelen. Het Album komt in dat opzigt geheel overeen met de Dichterlijke Handschriften, vroeger door uylenbroek uitgegeven, en nog heden gezocht. Ook hierin komt 't er mede overeen, dat 't lectuur bevat voor alle standen; zoo wel voor den boer als den edelman, zoo wel voor den geleerde als voor den ongeletterden burger. Het werk voldoet dus in zoo verre geheel aan het plan.
De banden zijn fraai, doch voor 't innaaijen en ook voor 't goed afdrukken had men meer zorg kunnen dragen. Onder anderen op bladz. 231, vers 1 van boven (IIde D.) is de uitroep ol, de helft van een jambischen voet, geheel weggevallen. Bomance, voor Romance, op bl. 240, zal mede wel niet aan den corrector zijn te wijten. Ook hem zij nog meer naauwkeurigheid in het getrouw blijven aan ieders wijze van spellen aanbevolen.
De jaargang bevat een portret van tollens en van Mr. da costa, beiden van treffende gelijkenis. Naar ons gevoelen bestaat er van tollens geen ander portret zoo gelijkend als dit. Wij schreven om een afzonderlijken
| |
| |
afdruk; doch vernamen dat de steen, waarop 't gedrukt werd, bij ongeluk is gebroken. De bezitters der exemplaren van deze eerste uitgave mogen ze dus in waarde houden.
Het doet ons leed, dat we geen ruimte hebben voor een paar uittreksels; maar wij verwijzen naar de twee deelen-zelve. Ieder wèldenkende, die jaarlijks voor een edelmoedig doel vijf gulden kan afzonderen, voor welke hij, bovendien, de waarde in twee zulke deelen ontvangt, zal gaarne inteekenen. Op de Naamlijst der Inteekenaren en haar Vervolg (die de 2 deelen openen), vinden we nog maar weinig Leesgezelschappen genoemd. Inzonderheid voor Leesgezelschappen is het zelfs geene opöffering het Fonds door inteekening te ondersteunen. Wij bevelen 't werk algemeen aan, en hopen spoedig te vernemen, dat het Fonds gevestigd is, en aan de behoefte beantwoordt. |
|