Tweede Stukje. Te Groningen, bij M. Smit. 1849. In gr. 8vo. 60 bl. f :-40.
In de onderstelling, dat de uitgever van ons Tijdschrift geregeld verzendt, wat ter aankondiging bij hem inkomt, kunnen we niet nalaten, onze bevreemding te kennen te geven, dat ons, na de aankondiging van het tweede stukje van 1848 (Boekbeschouwing 1849, bl. 501), niets anders van deze Bijdragen geworden is, dan 't boven vermelde tweede stukje van 1849. Waaraan dat hapert, begrijpen we niet. Maar hoe dit zij, het stukje beveelt zich door zijn inhoud, even als de vorige, gunstig aan. Het fragment uit de correspondentie van Ds. amshoff, dat over regtzinnigheid handelt, is, ofschoon oppervlakkig geschreven, voor onze dagen regt gepast. Het uitvoeriger opstel, dat daarop volgt, onder den titel van: eene ontslapene uit hare eigene brieven geschetst, door hare vriendin, komt ons zeer belangrijk voor en bevat vele nuttige en behartigingswaardige wenken, medegedeeld in behagelijken vorm. De Christelijke stemmen uit de diepte, naar daub, door k. van belkum, te Leeuwarden, maken een vervolg uit, waarop nog meer vervolgen, zoo 't schijnt, te wachten zijn. En het overige, dat hier gevonden wordt, is als bladvulling de plaats, die het beslaat, niet onwaardig.
Wij wenschen in staat gesteld te worden, om van deze Bijdragen, die regelmaiig verschijnen, meer geregeld en volledig verslag te doen.