Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1849. In gr. 8vo. 63 bl. f :-70.
Het doel der uitgave van dit geschrift, waarvan de opbrengst strekken moest ten voordeele van nagelatene betrekkingen in die plaatsen, die, ten gevolge van de verwoestingen der cholera, het meest hulpbehoevende zijn, is, zoo wij meenen, ruimschoots bereikt. Nevens een en ander berigt daaromtrent, dat wij in de nieuwspapieren vonden, getuigt daarvan de tweede druk, die op den titel vermeld staat. Wenschen wij den Heer rombouts met dien uitslag zijner poging van harte geluk, wij mogen daarom toch niet ontveinzen, dat zijn geschrift ons bij de lezing is tegengevallen. Hij beschrijft de beide godsdienstoefeningen, op den bid- en dankdag in zijne gemeente gehouden, de gemoedstemming, waarin hij daarbij voorging, en den vermoedelijken indruk daarvan op zijne hoorders, en geeft al het gesprokene woordelijk terug. Van de leerredenen-zelve, die hij mededeelt, kunnen wij niet getuigen, dat zij, ofschoon in een goeden geest opgesteld en doelmatig ingerigt, zich verheffen boven het middelmatige. Van de vrucht daarvan bij de gemeente maakt hij zich, afgaande op zijne eigene opgewekte gemoedstemming, blijkbaar illusiën. Wij vreezen, dat de ervaring hem daarvan, na eenige maanden, reeds zal hebben overtuigd. En het geheel is niet in dien kalmen en bezadigden toon geschreven, dien wij vóór alle dingen zouden gewenscht hebben. Dit neemt niet weg, dat zijn geschrift, hier en daar, met nut en stichting kan gelezen zijn, en dat er, nevens geldelijk voordeel, ook eenige zedelijke winst door kan zijn aangebragt. Wij prijzen overigens gaarne den belangeloozen ijver van den Schrijver, en wenschen, dat hij voortga, het werk der bediening in zijnen kring met ingenomenheid te verrigten, en daarvan de meest duurzame vruchten inoogste.