Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe geschiedenis der Kerkhervorming in tafereelen; een leesboek ter bevestiging der Protestanten in hun Christelijk geloof, bekroond door het Haagsche Genootschap: Tot verdediging der Christelijke Godsdienst, door B. ter Haar, Theol. Doct. en Predikant te Amsterdam. II Deelen. Vierde vermeerderde druk. Te Amsterdam, bij ten Brink en de Vries. 1848. In gr. 8vo. f 6-:(Vervolg. Zie Vaderl. Letteroef. 1849, No. XIV. bl. 617.Ga naar voetnoot(⋆))
Bl. 127. Eigenlijk thomas de vio, Kardinaal van Gaëta, bijgenaamd Cajetanus naar zijne geboorteplaats Cajeta. - Bl. 128. Wij lezen elders, dat toen de afgevaardigde van cajetanus aan luther vroeg: ‘of hij dan geloofde, dat de Keurvorst om zijnentwil de wapenen zou opvatten?’ het antwoord van dezen was: ‘Ik wensch geenszins daartoe gelegenheid te geven;’ waarop de ander nogmaals vroeg: ‘hoedanig hij den Paus en de Kardinalen, indien hij dezelve in zijn magt had, zou behandelen?’ - ‘Ik zou hen,’ was het antwoord van luther: ‘allen mogelijken eerbied bewijzen.’ - Hierop knipte de Italiaan, naar de | |
[pagina 144]
| |
wijze van zijn land, met de vingers en vertrok, zonder dat luther hem ooit wederzag. - Bl. 131. Opmerkenswaardig enz. Het is bekend, dat alphonsus de castro (lib. II. de Hoeresibus) hem onder de ketteren stelt. - Bl. 134. Carl von miltitz was een Meyssisch Edelman van afkomst, Domheer van Mentz en Trier, Kamerheer van den Paus. De stukken zijner negotiatie met luther berustten weleer in de Bibliotheek van Gotha. Hij had, in 1529, een zeer treurig einde, daar hij digt bij het stadje Steinau in den Main verdronk. Eerst drie maanden later werd zijn lijk bij Frankfort gevonden, en te Mentz begraven. - Bl. 134. De beschrijving dier gouden roos, die reeds van leo IX, in 1048 gekozen, zou dagteekenen, vindt men in leo X, Ep. ad. fred. ducem, ap. sickendorf, p. 65. Luther verzekert, dat de Keurvorst dit geschenk veracht heeft. Zie roscoë, t.a.p.D. IV, bl. 43. Over de wijding dier roos leze men de la croix, Hist. des Cultes relig. T. I, p. 234. - Bl. 135. Er zijn drie zamenspraken, te Altenburg, Liebenwerd en Lichtenberg gehouden. Het zou niet in de eerste maar in de laatste plaats geweest zijn, dat miltitz zeide: ‘Waarde martinus! ik meende, dat gij een oud Doctor waart, die in 't hoekje van den haard deze muizenesten in 't hoofd kreeg; doch ik zie, dat gij een man in uwe beste jaren zijt; al ware het, dat ik 25 duizend gewapende mannen bij mij had, zoude ik niet durven verzekeren, om u tot Rome te leveren; want ik heb gedurende de geheele reis onderstaan, wat de menschen van u houden, en bevonden, als er één voor den Paus is, er wel drie voor u zijn.’ Overal onderzocht miltitz, hoe men over luther dacht, en waarvoor men den Roomschen stoel hield. Hij vroeg dit laatste in zekere herberg aan de waardin, die, deze vraag niet begrijpende, antwoordde: ‘hoe kunnen wij weten, of gij te Rome houten of steenen stoelen hebt?’ - Bl. 138. Adolf van anhalt, Bisschop van Mersburg, Kanselier der Hoogeschool te Leipzig, wilde het dispuut niet toestaan, en in weerwil van een scherpen brief van Hertog georg verbood hij op den dag, toen de Wittembergers aankwamen, hetzelve nogmaals op straffe des bans; doch | |
[pagina 145]
| |
de Raad deed het bevel, op last van den Hertog, afscheuren, en den aanplakker in hechtenis zetten. De brief van den Hertog is zeer opmerkelijk en verdiende de vermelding. - Bl. 140. Hertog barnimus van Pommeren was toen Rector der Wittembergsche Hoogeschool. - Bl. 145. Hoffman, die als regter bij den strijd voorzat, was te bescheiden, om tusschen beide partijen te beslissen, doch luther en carlostadius erkenden, dat zij door hunne tegenstanders ten minste waren overschreeuwd geworden. Onder de Leipzigers, die dit dispuut bijwoonden, waren er velen, die luther haatten. Het vooroordeel jegens hem was zoo groot, dat zelfs een ringetje, dat hij aan den vinger droeg, werd verdacht gehouden, alsof de duivel daarin verborgen was. Zelf eck ontzag zich niet aan den Keurvorst te schrijven: ‘dat lutherus in zeker draadje aan een zilver ringetje, dat hij aan den vinger droeg, iets had verborgen, waarvan veel te zeggen viel, en verhaald werd, alsof daarin verborgen was een Spiritus familiaris:’ ook zeide men: ‘dat deze verborgen was in een takje bloemen, dat luther onder het disputeren in de hand hield. Luther-zelf, nicolaas amsdorff, Domheer van Wittemberg, petrus moselanus, Hoogleeraar te Leipzig, hebben zeer uitvoerig over dit dispuut geschreven; de beide laatsten in hunne brieven aan georgius spalatinus en julius pflugius. Tot de vijanden, die luther zich door dit dispuut verwekte, behoorden hieronimus emser, Hoogleeraar in de regten te Leipzig, en Hertog george zelf. - Bl. 150. Volgens abrah. v.d. corput, Leven van melanchton, bl. 9, hielp deze niet carlstadt, maar luther. - Eck was eigenlijk Professor en Prokanselier te Ingolstadt. - Bl. 151. Nog geen elf jaren. Melanchton werd 16 Febr. 1497 geboren. Zijn vader stierf 29 Sept. 1508. Bloedverwante, de zuster van joh. reuchlin of capnio, dien hij eerst later te Tubingen leerde kennen. - Bl. 152. Reuchlins beroemde dramaas werden door diens leerlingen, onder opzigt van melanchton, gespeeld. Deze was een groot voorstander van het schooldrama, gelijk ook luther, calvijn en beza. Hij-zelf schijnt er geen vervaardigd te hebben; doch wij bezitten van hem eene | |
[pagina 146]
| |
uitgaaf van terentius, dien hij voor zijne leerlingen verklaarde. Overigens is dit tafereel (melanchton aan de zijde van luther) een der uitstekendste. Vooral is de tegenstelling van luther en melanchton meesterlijk, de karakterschets van den laatste fiks, en de aanvang, gelijk ook die van het vorige tafereel, regt schilderachtig. - Bl. 160. Hoe vijandig eck jegens luther gezind was, blijkt ook daaruit, dat hij den opzieners der Hoogeschool te Ingolstadt beval, al de boeken en schriften van luther te verbranden. Reuchlin, hierover geraadpleegd zijnde, antwoordde: “dat zij op hunne hoede moesten zijn, dat zij zich en hunne Hoogeschool daardoor geen schandvlek aanwreven.” - Bl. 162. Bij jördens, Lexicon, Supplem. T. IV, vindt men een zeer uitvoerig verslag van het leven en de schriften van hutten en een lijst van Schrijvers, die men over hem kan raadplegen, waarbij men voege: j. burchardi et f.o. menckeniorum, Bibl. viror. militiâ aeque ac scriptis illustr. p. 246 et auct. cit. - Epistolae obs. vir. Sommigen schrijven deze brieven aan reuchlin, anderen aan hutten toe; doch het is vrij zeker, dat crocus, hermann von neunar, erasmus en anderen ook deel aan de zamenstelling gehad hebben. De Rector muller, in Zeitz poogde, bij gelegenheid, dat hij twee brieven van hutten aan richard crocus uitgaf, te bewijzen, dat gene eerst aan het 2de en 3de Deel der Epist. obscur. vir. deel zou genomen hebben, en de uitgaaf van het eerste Deel geheel alleen door crotus rubianus bezorgd is. Zeer belangrijk is hetgeen burmannus op lotichius, T. I, p. 282, nopens deze brieven heeft aangeteekend. - Bl. 164. Verg. over deze bulle: roscoë, t.a.p.D. IV, bl. 57 en volg., en bl. 53 de belangrijke Noot van Prof. henke over den brief aan leo X, waarover ter haar, bl. 166. - Bl. 167. Te Leipzig enz. Lees hier: pauw, Leven van m. luther, bl. 123. - Bl. 170. Den volgenden dag beklom luther den kansel en waarschuwde zijne toehoorders voor de papisten en hunne hesluiten. “Met het vuur,” 't welk wij gisteren zagen, is weinig uitgerigt. Beter ware het, indien ook de Paus of liever de Roomsche stoel tot asch verteerd ware.’ Het voorbeeld, door luther te | |
[pagina 147]
| |
Wittemberg gegeven, werd door zijne leerlingen, op verscheidene plaatsen in Duitschland, gevolgd, terwijl zij de pauselijke bullen en brieven, onder allerlei blijken van verachting, aan het vuur opofferden. Het derde Hoofdstuk: Luther voor Keizer en Rijk, op den Wartburg, en tegenover de woelingen der dweepzucht, bl. 173-211, heeft drie afdeelingen. I. De Rijksdag te Worms, bl. 173-188. II. De Wartburg, bl. 188-199. III. De profeten van Zwickau, bl. 199-211. Bl. 173. Legaten. De Apostolische notarius marino caraccioli en vooral hieronymus aleander, elders verkeerd alexander. - Als ik. Zie dit antwoord breedvoeriger bij pauw, t.a.p. bl. 137. - Maar zoodra enz. De poging van den legaat werd ondersteund door verscheidene geestelijken, Keurvorsten en vermogende Edellieden, volgens roscoë D. IV, bl. 67, waar ook een uittreksel uit diens redevoering, die drie uren duurde, voorkomt. Verg. bl. 68 (⋆). - Bl. 176. De vrijgelei-brief vindt men bij pauw, t.a.p. bl. 141, die ook vermeldt, dat in het begin der 18de eeuw, dezelve nog berustte te Koningsberg bij christ. van walenood, Maarschalk van den Koning van Pruisen. Er bestaat eene verhandeling van godfried wegner, de salvo conductu lutheri. Regiomonti 1698. - Bl. 177. Volgens sommigen werden n. amsdorff, pieter suavenius en hieron. schurf hem als advocaten toegevoegd, en voegden zich onder weg anderen bij hem, waaronder ook euricius cordis, predikant te Erfurt, met name genoemd wordt. De wagen werd ook gevolgd door justinus van noordhauzen en andere bedienden van den heraut. Maimburg beweerde, dat luther in een prachtigen wagen, vergezeld door honderd ruiters, was aangekomen, doch sechenborf heeft bewezen, dat zijne vijanden zulks verdiobt hebben, om hem van praalzucht te beschuldigen. Vitus warbeccius (veit warbeck), een ooggetuige, heeft luthers inkomst te Worms in het Latijn beschreven. - Bl. 178. Oppenheim. Hier of te Worms zou luther het beroemde troostlied: ‘Een vaste burg is onze God,’ gedicht hebben; doch volgens muller en lublink weddik (zie ter haar, bl. 293) vervaardigde hij dit beroemde lied (Christlich- | |
[pagina 148]
| |
heroischer Gesang) op den Ehrenburg, gedurende den Rijksdag te Augsburg. Bouterweck (Geschichte der Poesie u. Beredsamkeit, Th. IX, S. 409) schrijft: ‘aus diesem Gesange spricht der ganze Charakter des groszen Mannes.’ Men weet dat dit lied verbeterd en met eenige verandering in den eersten en derden muzijkregel, ook opgenomen is onder de Evang. Gezangen voor de Ned. Herv. Gem. (Gez. 156). - Bl. 179. Pfaffenheim elders pappenheim. - Bl. 181. ‘Diser ist nit der vorgemelt Doctor eck, mit welchem die Disputation zu Leiptzig gehalten werden, sondern ein Jurist und Hertzog wilhems von baiern furnemmester Raht gewesen leonhardt von eck genannt. Sleidanus, Warhafft. Bescreib. u. s. w. (1567) S. 27. - Bl. 182. Pallavicini meldt, dat luthers gedrag, bij de eerste verschijning, zoo weinig aan de verwachting beantwoordde, dat de Keizer zou gezegd hebben: “Die man zal mij gewis tot geen ketter maken.” Een meesterlijk penseel heeft wederom dit tafereel (De Rijksdag te Worms) geschetst, dat zeker te overladen zou zijn geworden, indien de schilder van de menigte berigten aangaande luthers reis naar en verblijf te Worms had willen gebruik maken. In een zeldzaam werkje van j.n. weislinger, pastoor te Capell onder Rodeck in Breisgau, getiteld: Frisz Vogel oder Stirb! Strasb. 1723, te Antw. 1741 in het Nederd. uitgegeven, leest men o.a. D. II, bl. 48, 49: “Luther aanvaardde de reis naar Worms, vergezeld van zijne makkers en honderd wèlgewapende ruiters, die tot zijne bescherming, onder de aanvoering van franciscus van sicklingen, dien Lutherschen Josua, medegereden waren. Onderweg maakte dit fraai gezelschap het in de herbergen met vreeten, zuipen, dansen en springen zoo bont, dat vrome Christenen hen geensins voor ingetogen Evangelische menschen; maar eerder voor lichtmissen, kwakzalvers-gasten, afgedankte speelluiden, en omzwervende jakhalzen aanzagen. Luther-zelf, met zijn monnikskap gekleed, speelde, onder het maken van honderd zotte grimassen en poetsen, onderscheiden menuetten op de luit, terwijl de anderen lustig sprongen en huppelden, en, onder een gestadig vivat geschreeuw, de | |
[pagina 149]
| |
gezondheden zoo lang dronken, tot dat krop en kop vol waren.” Weislinger bevestigt deze bijzonderheid door het gezag van eenige R.C. Schrijvers, die echter niet vermelden, welk een diepen indruk luthers heldhaftig gedrag te Worms, ook op vele R. edellieden, maakte, zoodat zelfs de oude Hertog erik van Brunswijk hem een zilveren kan met Eimbecker bier zond, met bevel, zich daarmede te verkwikken, waarop luther zeide: “gelijk heden Hertog erik mij indachtig is geweest, aldus weest Gij, Heere jezus christus, hem indachtig in zijn laatste ure en strijd des doods.” - Er bestaat een medaille met luthers borstbeeld in monniksgewaad, om den rand het jaartal 1521 en Zalig is het lijf dat u gedragen heeft (luc. xi: 27). Men zegt, dat, toen hij, onder geleide van den heraut, voor de tweede maal de rijksvergadering verliet, eene vrouwenstem, onder het gejuich en gejubel der menigte, deze woorden luide zou hebben uitgesproken. - Bl. 189. Belangrijke en uitvoerige berigten over den Wartburg, en luthers vervoering derwaarts, vindt men bij pauw, t.a.p. bl. 161 en volg. In een onzer periodieke werken van dit jaar komt eene beschrijving en afbeelding van dit slot voor. Bekend is het feest, door Duitsche jongelingen, meest studenten der onderscheidene Hoogescholen, in Oct. 1817, ter driehonderdjarige gedachtenis der Hervorming en driejarige gedachtenis van den slag bij Leipzig, op den Wartburg gevierd, waarvan, in 1818, te Groningen, eene beschrijving, uit het Hoogd., het licht zag. Ook de Hoogleeraar kieser van Jena gaf een breedvoerig verslag van dit feest. - Bl. 193. Zeer menschkundig is de verklaring van het voorgevallene met den satan en den inktpot. Voeg hierbij, dat luther op den Wartburg, ten gevolge van verstoppingen, zeer ziek werd. (Te Worms had hij soms in 4, 5 à 6 dagen geen stoelgang.) Wonderlijke verhalen zijn nopens de zware bezoekingen, die luther toen zouden overkomen zijn, in omloop. Soms vertoonde zich de duivel in den nacht, als een grooten zwarten hond, die niet wilde dat de doctor in bed bleef, dan wierp hij hem, in een andere gestalte, met hazelnoten, of maakte een geraas op de trap- | |
[pagina 150]
| |
pen, alsof er een dozijn vaten afrolden. De duivel, verhaalt laubenberger, in zijn boek: Wilt gij dan noch niet Katholis worden? bl. 134, leerde hem o.a. de mis als een gruwelijke afgoderij te verwerpen. - Men weet enz. Zie o.a. bossuet, Histoire des Variations des Eglises Protest., liv. IV, p. 203 seqq. en basnage, Histoire de la religion des Eglises reformées, T. III, p. 79 seqq. - Bl. 194. Postillen. Luther hield zijne Kirchenpostille voor zijn beste boek. - Bl. 196. Over luthers Bijbelöverzetting leze men joh. ge. palms Historie der deutschen Bibelübersetzung D. martin. luthers vom Jahre 1517-1544, mit Anmerkungen von joh. melchior göze, Halle 1772, 4o.; joh. melchior göze, Vergleichung der Originalausgaben der Uebersetzung der H.S. luthers von 1517-1545, Hamburg 1777, 1779, 8o.; georg wolfgang pauzers Entwurf einer volständigen Geschichte der Deutschen Bibelübersetzung D. m. luthers vom Jahre 1517-1581, Nürnberg 1791 gr. 8o. - Bl. 202. Aan één hunner enz., namelijk marcus keller, die later dezen aanhang verliet en Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Bazel werd. Ulenberg verhaalt in Vita melanch. c. III, no. 23, p. 18 et 19: “dat melanchton den titel van meester liet varen, zich bij een bakker verhuurde en het loffelijk bakkers-handwerk, gelijk andere bakkersgasten, gildenmatig wilde leeren, en dat hij reeds ver in de kunst gevorderd was, toen luther hem aan dezelve onttrok.” - Bl. 206. Ook hij zeide enz. De predikant johan schutz verhaalt, dat carlostadt boer te Kemberg werd, en zich niet meer doctor, maar broeder of buurman andries liet noemen; hout hakte en op de markt bragt; in een graauwen rok en laarzen wandelde, met een mes in een gebroken schede aan zijne zijde; dat hij brandewijn tapte, kaarten en andere waren verkocht enz. - Bl. 207. Deze kerk- en schoolvisitatie, waarover melanchton een bijzonder boek schreef, had in 1527 plaats. - Bl. 208. De Groszer und kleiner Katechismus van luther verscheen te Wittemberg 1529. - Bl. 209. Zie over den twist tusschen hendrik VIII en luther, behalve hume en smollett, j.m. lappenberg, Geschichte von England, tytler, Life of King Henry the eigth. | |
[pagina 151]
| |
Het vierde Hoofdstuk voert tot opschrift: Licht en schaduw. De Hervorming in haren gelukkigen voortgang. De belemmeringen, welke zij ondervonden heeft. Het bevat 4 afdeelingen. I. Voortgang der Hervorming en de Boerenkrijg, van bl. 211-224. II. Erasmus tegenover luther, van bl. 224-236. III. Het protest, van bl. 236-242. IV. De Rijksdag te Augsburg, van bl. 242-253. Waarop de aanteekeningen op vier Hoofdstukken, van bl. 253-297, volgen. Bl. 213. Obgleich friedrich der Weise luthers Freund und der Reformation nicht abgeneigt war, so blieb er doch äuszerlich der Römischen Religion ergeben, und wollte überhaupt in derselben von keinen gewaltsamen Veränderungen wissen. Johann dagegen gab sogleich nach dem Antritte seiner Regierung luthers Lehren ganz öffentlich seinen Beifall. Luther zeigte ihm, dasz das Reformationsrecht zur Landeshoheit gehöre, und dasz er endlich einmal die den Landesherren von Alters her zukommenden Majestätsrechte in kirchlichen Angelegenheiten wieder hervorrufen müsse.’ Jördens, l.c.S. 664. - Monnikspij. ‘Sedert droeg hij,’ schreef pauw, t.a.p. bl. 22, ‘een priesters- of predikantskleed; het stof of laken tot dit eerste kleed liet de Keurvorst hem daartoe vereeren en hem schertsende zeggen: “hij konde daaruit een predikersrok of een monnikskap of een Spaansche kap laten maken.”’ - Bora. Die de uitstrooisels zijner vijanden ten aanzien dier vrouw wenscht te weten, doorbladere het schandelijke en lasterlijke boek van pastoor weislinger. De meesten zijner vrienden keurden dit huwelijk af. Luther schreef zelf: ‘door dit huwelijk ben ik in zulk een kleinachting geraakt, dat ik hoop, de Engelen zullen zich daarover bedroeven en weenen. De wereld weet niet, dat dit werk Goddelijk en heilig is.’ E. w. fr. walch heeft het Leben der Cath. von bora (1751, 8o.) geschetst, en bij keil (Merkw. Lebensumstände von luther. Leipzig 1764,) en j.n. anton (Dr. m. luthers Zeitverkurzungen, Leipzig 1804) vindt men bijzonderheden aangaande luthers huiselijk leven. - Bl. 216. Fiks en krachtig is de schets, door ter haar van den boeren-oorlog ge- | |
[pagina 152]
| |
geven, die de Roomschen ‘een vrucht van de leer der reformatie van luther’ noemden, en waarvan zij schreven: ‘dat hij zich verheugde.’ Reeds in vroegere dagen heeft men het valsche dier beschuldiging aangetoond. Nog altijd ligt carlstadt onder verdenking van de hand aan dien noodlottigen strijd gehad te hebben. - Bl. 224 en volg. Erasmus tegenover luther, een der uitstekendste tafereelen van onzen dichter-historieschrijver. Vernuftig is de parallele tusschen beide groote mannen. ‘Erasmus meende, dat het genoeg was de oogen voor de dwaling te openen, en dat de kracht der waarheid het overige zou doen,’ schrijft ter haar, bl. 226; doch erasmus schreef echter zelf: ‘God had den menschen daar zulk een strengen arts (luther) gegeven, omdat de ziekte zoo geheel ongeneeslijk was geworden.’ Wij vestigen de aandacht van den begaafden Schrijver op de Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis der Kerkhervorming van j.g. muller, D. II, Hoofdst. VIII, getiteld: ‘Pogingen van Vredestichters.’ - Bl. 231. Er bestaat een brief van erasmus aan emserus, waarin hij o.a. schrijft: ‘dat hij tegen zijn wil tot het schrijven van zijn werkje de libero arbitrio was gebragt, wijl hij voorzag, dat het de gemoederen maar te meer verbitteren zou. Hij was hierin te wille geweest, Koning hendrik, Kardinaal wolzey en Paus clemens.’ Vooral verdient hier gelezen te worden een brief van erasmus aan melanchton, waarvan a.v.d. corput in zijn Leven van melanchton, bl. 36, 37, een overzetting geeft. Meermalen zijn deze geschriften van erasmus en luther in het Nederd. vertaald, o.a. Deventer 1610, Rotterdam 1646, 12o. Justus jonas bragt het Latijn van luther in in het Hoogd. over. Sommige tijdgenooten meenden, dat luther de opsteller van dit boek niet was; maar dat alle geleerden te Wittemberg er hunne geleerdheid aan ten koste gelegd hadden. Erasmus-zelf dacht eerst dat guilielmus nesenus, vervolgens dat melanchton er de schrijver van moest zijn, wijl het Latijn zoo sierlijk was. - Bl. 244. Den diepneerslachtigen melanchton enz. ‘Melanchton,’ schrijft muller, ‘was, en waarlijk met regt, angstvallig en voorzigtig. Camerarius zag hem dikwijls | |
[pagina 153]
| |
bittere tranen weenen; want de groote man kende de lieden al te goed, met welken hij aan beide zijden te doen had. Eenige verwaande godgeleerden, osiander en anderen, welke het minder om den vrede te doen was, klaagden hem de eene reis na de andere bij luther over traagheid aan, en verdraaiden en leiden alles van hem reeds toen ter tijd verkeerd uit. Melanchton ontzag zich niet, om bij de tegenpartijen in huis te gaan, en met hen, zoo zachtmoedig mogelijk, te spreken, om den loop der zaken in een goed spoor te brengen.’ - Bl. 245. Zoodra enz. Dewijl de Protestantsche Vorsten de vijandelijke gezindheden des Keizers te voren wisten, wilden zij hem gewapenderhand tot aan de Alpen te gemoet gaan en hem den ingang van Italië zoo lang verhinderen, tot dat hij hun de vrijheid van godsdienst toestond. Luther wist het af te keeren. ‘Ik wil liever voor den Keizer’ (waren de woorden van george van brandenburg, die in naam van allen het woord voerde) ‘nederknielen, en mij den hals laten afslaan, dan God en zijn Evangelie verloochenen.’ De Keizer antwoordde hem vriendelijk in het Vlaamsch: ‘Lieve Vorst, geen kop af, geen kop af; zoo is het niet gemeend.’ - Bl. 246. Kapel, namelijk van het bisschoppelijke Hof, waar de Keizer zijn intrek genomen had. De voorlezing duurde twee uren. De indruk, dien de confessie veroorzaakte, was zeer groot. De Keizer zond ze aan alle Hoven van Europa; men nam er menigvuldige afschriften van, en de Evangelische leer werd in haren geheelen omvang, meer dan ooit te voren, bekend. - Bl. 247. Faber en eck verkregen elk voor hunne daarbij aangewende moeite een honorarium, de eerste het bisdom Weenen. - Bl. 248. Deze pantomime wordt ook door muller, Geschied. der Kerkherv. D. I, bl. 188, verhaald. Hij putte zijn verhaal uit de Bibliothèque choisie, T. VI, p. 236, die het uit jo. lud. fabricius, Dial. de Ludis Scenicis, heeft overgenomen.
(Het vervolg hierna.) |
|