Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAntikritiek.Bedenkingen van den Schrijver van het werkje: ‘Ons Belastingstelsel, oorzaak van Nederlands verval’ enz., te Delft, bij H. Koster; tegen de Recensie daarvan, voorkomende in de Vaderlandsche Letteroefeningen, voor October 1849. No. XIII.Wanneer men, zonder het werkje te kennen, de Recensie leest, raakt men eerst ingenomen met het geschrift, dat, volgens Rec., ‘waarheid bevat, levendig, en treffend in pittoresque tafereelen voorgedragen.’ Daarna wordt men, om zekere ironie, geneigd te gelooven, dat de Schrijver onbekookte en onuitvoerbare voorstellen doet. Eindelijk, ziende dat hij (volgens Rec.) met ‘schelden en graauwen’ zijn oogmerk zoekt te bevorderen, krijgt men een afkeer van het geschrift, en al ligt ook van de behandelde zaak, en vindt het der moeite niet waard, te | |
[pagina 87]
| |
onderzoeken, of het uitgesprokene oordeel gegrond is; veel minder of het geschrift eenige behartiging verdient. Om der zaak wille worde het dus niet overbodig geacht het werkje te onderzoeken. De gelaakte zinsnede is de volgende: ‘Wat is nu uw plan lezer? bevorderen of tegenstreven? Of zult gij, dit werkje gelezen hebbende, zeggen: 't is nog al aardig. 't Ware te wenschen dat er zoo iets gebeurde! - Het in de boekenkas zetten, en boekje, met inteekenbiljet en waarheden daarin vervat, vergeten? Dat ware onvergefelijk laf en laauw; zulk een gedrag bevordert meer kwaads, dan opentlijke en bittere bestrijding van het goede. De ellende van onzen maatschappelijken toestand hebben wij óók voor een deel aan zulke karakterlooze menschen te danken.’ Bl. 64. Is dat ‘schelden en graauwen?’Ga naar voetnoot(⋆) Zoo ja, dan maken vele geachte en gezochte Schrijvers zich telkens, en veel grover daaraan schuldig. Het gezegde is ook niet algemeen, maar betreft alleen dezulken, die de zaak vergeten: onverschilligen, die haar voorstaan noch tegenwerken; zeggende, dat ze hun niet aangaat, of ook zon- | |
[pagina 88]
| |
der hen wel tot stand zal komen; - die opzien tegen alles wat buiten het gewone, gemakkelijke spoor ligt; - die duizenden gebrek zien lijden, en 't toch niet willen opmerken. Ook op eene andere plaats heeft de geleerde beoordeelaar de bedoeling niet regt gevat. Immers ‘het remedie’ is niet, zoo als Z.Ed. meent, tweeledig, namelijk: deels belasting op het inkomen, en deels vermindering van ambtenaren, bezoldigingen en pensioenen. Neen, het is enkel om alle aangeduide belastingen door ééne inkomsten-belasting te vervangen. Wat Rec. dus voor een deel van ‘het remedie’ aanzag, wordt in het werkje slechts voorgesteld als eene vrucht van de inkomsten-belasting, bl. 47-55. De bezuinigingen worden slechts als bijzaak behandeld, bij de beantwoording eener uit de redenering voortvloeijende vraag, bl. 53. Genoeg van mijne bedenkingen. Maar ik vraag nu: of het betoogde, dat het belastingstelsel oorzaak is van Nederlands verval, waarheid is of niet? - Is het waarheid? - Dan wordt in het werkje eene levensvraag behandeld, die een naauwlettend en ernstig onderzoek verdient. Ik had daarom veel liever eene scherpe kritiek ontmoet, en blijf wenschen, dat de stellingen, die uit het voorafgaand betoog voortvloeijen, bl. 58 en 59, andermaal kundige mannen, maar dan opzettelijk en grondig, mogen bezig houden. Dat zij die stellingen, indien ze onhoudbaar zijn, verwerpen, of: met mij onder den volke verbreiden, indien zij waarheid behelzen; want: ‘Het ligt vooral aan het tot algemeene bewustheid komen van eene waarheid, of zij zal in het leven treden of niet; zeker geen krachtig optreden van haar, wanneer die bewustheid bij de meerderheid der leden van een volk blijft slapen.’Ga naar voetnoot(⋆) |
|