Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
sche Kamper Kronijk in dit Tijdschrift is aangekondigd geworden; maar hij zal 't er voor houden, dat dit werkelijk zij geschied. De Schrijver, e. moulin, was een man van groote vlijt, die de uren, welke hij aan zijn gewone bezigheden kon ontwoekeren, aan letterkundige studien en geschiedkundige nasporingen ijverig toewijdde. Daardoor ontstond deze Kamper Kronijk, die hij stuksgewijs in den Kamper almanak plaatste. Dat gedeelte er van, hetwelk thans het Tweede Deel uitmaakt, verscheen in dier voege in de jaargangen van 1836 tot 1845. Zijn zoon, de Heer j. moulin, heeft, eenigen tijd na 's waardigen mans overlijden, die stukken bijeengevoegd en, volgens het voorberigt, ‘den kunsteloozen, doorgaans helderen en bevattelijken verhaaltrant nergens aangetast, maar alleen hier en daar, waar de noodzakelijkheid zulks gebood, een paar woorden verplaatst of veranderd, en op enkele plaatsen deze of gene bijzonderheid in den tekst gevoegd, welke den Schrijver was ontglipt, of die eerst latere nasporing heeft aan 't licht gebragt.’ Dit Tweede Deel vangt aan met de gebeurtenissen van 1556 tot 1568, en gaat, in acht Hoofdstukken, tot aan het einde van 1597. Slechts zelden, en als ware het maar in 't voorbijgaan, wordt er van Kampen gewag in gemaakt; meest worden de algemeene belangen in den strijd tegen Spanje behandeld. Vandaar dat de Schrijver het XXVIste Hoofdstuk met eene Noot eindigde, waarin hij zeide: ‘wij hopen met het volgende onze stad weder binnen te treden, om het verhaal van hetgeen haar in 't bijzonder betreft, te vervolgen.’ - Dat vervolg is niet verschenen; want, zoo als des Schrijvers zoon zegt, ‘na in de maand October 1842 deze regelen te hebben geschreven, eindigde hij op den 26 November 1842 zijn werkzaam leven.’ Het XXVIIste Hoofdstuk heeft de Heer j. moulin nu te zamengesteld uit ‘eenige uittreksels en aanteekeningen, zoo goed doenlijk aaneengehecht,’ om ‘deze kronijk tot een geschikt rustpunt te brengen.’ Nog heeft de Heer j. moulin er in Chronologische orde bijgevoegd: ‘korte aanteekeningen over de zeventiende | |
[pagina 77]
| |
eeuw,’ die hier met genoegen zullen gevonden worden. Wij lezen er onder anderen op het jaar 1692: ‘De pacht der Eilander erven beloopt f 17,645.’ - Herinneren wij ons wèl, dan hebben wij, eenige maanden geleden, in de Couranten gezien, dat de laatste verpachting der Erven van het Kamper-eiland omstreeks f 140,000 heeft opgebragt. Welk eene aanzienlijke vermeerdering van inkomsten voor de stad Kampen, in anderhalve eeuw! Dit Tweede Deel mist zeker veel van het belangrijke, dat het Eerste Deel onderscheidt, waarin Kampen als handelstad en als Lid van de Hanse eene zoo groote rol speelde. Evenwel is dit Deel voor de bezitters van het Eerste Deel onmisbaar, en beide, als geheel, verdienen aanbevolen te worden aan de behartiging van allen, die de oorzaken der vroegere grootheid van menige onzer steden en van haar opgevolgd verval wenschen na te vorschen. |
|