van Z.M. den Koning. Te 's Gravenhage, bij de Erven Doorman. 1849. In gr. 8vo. 102 bl. f 1-:
Het is bekend, dat de Generaal van der wijck aan het hoofd heeft gestaan van de tweede expeditie tegen de weerspannige vorsten van Beliling en van Karang-Assam op Balie; het is tevens bekend dat, in weerwil van de heldhaftige dapperheid en de standvastige volharding der Nederlandsche troepen, die expeditie niet is geslaagd, en de krijgstogt door hen is geëindigd met het veld te ruimen, zonder de overwinning te hebben bevochten. Van Balie naar Java teruggekeerd, verzocht de Generaal den Chef van den Staf, den Luitenant-Kolonel der infanterie j. van swieten, om een verslag op te maken van het voorgevallene op Balie. De Heer van swieten voldeed aan dit verzoek, onder dagteekening van Kedong-Kebo, den 1 November 1848. De Generaal, intusschen gepensioneerd zijnde geworden en op zijn vertrek naar het moederland staande, nam dat verslag mede naar Europa. Z.H.E.Gestr. zond het daar in het licht met een voorwoord, gedagteekend, 's Gravenhage, den 15 Mei 1849, waaruit blijkt, dat ‘eene opentlijke bekendmaking van het gebeurde den Generaal van der wijck, voor allen, die aan deze noodlottige onderneming deel gehad hebben, noodzakelijk voorkwam, na alles wat in publieke geschriften daarover is gezegd.’
De Generaal heeft echter in dat Voorwoord te gelijk eene beschuldiging ingebragt tegen den Schout-bij-Nacht van den bosch, waarop door dezen, die ook inmiddels was gerepatriëerd, in de dagbladen geantwoord, en de beschuldiging van zich afgeworpen werd.
Het Verslag splitst zich eigenlijk in twee deelen, namelijk redeneringen met opgave van beweegoorzaken, en de vermelding der facta of krijgsverrigtingen gedurende den veldtogt. De eersten laten wij ter beoordeeling van zaakkundigen en van hen, die met Balie en deszelfs bewoners bekend zijn. De gebeurtenissen komen ons voor, met naauwkeurigheid te zijn opgegeven. Voor de eersten zijn wij den Generaal van der wijck evenzeer verpligt