Het is bekend, dat de meest voordeelige brieven-expeditiën tusschen de groote steden van Zuid- en Noord-Holland thans door andere ondernemingen grootendeels zijn ingenomen, daar goedkoopte en spoed krachtig medewerkten om het Rijks-postwezen te verdringen.
Vermindering van briefport, tot verligting van den handel, tot meerder gerief en meerdere beschaving van den burgerman, tot uitbreiding der correspondentiën, tot verhindering der concurrentie van particuliere ondernemingen is voorzeker eene volstrekte behoefte.
Het ontbreekt echter ook hierbij niet aan verschillende stelsels: de Schrijver is het denkbeeld van eenvormige briefport, ten bedrage van 10 cents, toegedaan; anderen wenschen een briefport van 5 cents voor den vervoer binnen het drukste rayon; van 10 cents voor de overige plaatsen van het Rijk: anderen iets anders.
Zeker mag men het achten, dat eene vermindering van briefport op 10 cents voor het vervoer tusschen Zuid- en Noord-Holland ontoereikende zijn zal om de concurrentie van expeditie-maatschappijën buiten te sluiten. Reeds is er sprake van eene onderneming, die het verkeer tusschen de hoofdsteden van Gelderland, Utrccht, Noord- en Zuid-Holland voor een port van 5 cents zoude openstellen.
De Schrijver wil dan ook een monopolie der brievenposterij ingevoerd hebben, klaarblijkelijk met het doel om zijn stelsel uitvoerbaar te maken.
Van onderscheidene kanten heeft zich de openbare meening tegen dat monopolie geuit. Tegenover het groote voordeel van het monopolie staan voorzeker vele ongerieven. De Wetgever zal, na rijpen rade, eene verstandige keuze moeten doen.
De Schrijver staat het in Engeland en elders ingevoerde gebruik van losse stempels, ter franco-verzending, voor. Het vergemakkelijkt zeker de administratie; maar mag toch nimmer verpligt zijn.
Ten slotte dringt de Schrijver met alle regt ook nog aan op goedkooper vervoer van kleine geldsommen over den post.