Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Raadgevingen en wenken omtrent de ware strekking der Vrijmetselarij, tot maatstaf voor hen, die verlangen in die orde te worden opgenomen. Naar eene Duitsche schets uitgewerkt door M. en R. Te Nijmegen, bij C.A. Vieweg. 1848. In kl. 8vo. 24 bl. f :-30.
| |
[pagina 26]
| |
heilzamen invloed op het geluk des menschdoms, dat men zich den mensch als redelijk wezen niet kan voorstellen, zonder dat hij tot eene van die maatschappijen behoore. Ofschoon nu de goedertieren Schepper alles zóó heeft ingerigt, dat de mensch als van zelven tot deze vereeniging moest komen, kan het toch niet anders, of dit middel tot bevordering van menschengeluk moet, gelijk al het menschelijke, onderworpen zijn aan gebreken. Van daar dat, zelfs bij de beste staatsinrigting, uit de vereeniging van menschen tot leden van denzelfden burgerstaat nadeelen ontstaan, van welke de mensch in den staat der natuur volstrekt niet zou geweten hebben. Met de vereeniging tot afzonderlijke volken en staten is naauw verbonden de vereeniging der belijders van eene en dezelfde kerkleer. In elke burgerlijke maatschappij kan het ook niet anders of er zijn menschen in van verschillende standen en rangen, die, al zij het dan ook zonder eene opzettelijke en bepaalde vereeniging, toch van zelve, stand voor stand, zich aaneensluiten, en van andere standen afzonderen. Hieruit vloeit voort, dat de menschen, juist door deze vereeniging in maatschappijen, scherper van elkander onderscheiden zijn, in Franschen, Engelschen, Russen; in Christenen, Joden, Mohammedanen; in rijken, gegoeden, behoeftigen en zoo vele andere landaarden, gezindheden en klassen meer, als er op de aarde bestaan: ieder met bijzondere belangen, die dikwerf met de belangen van anderen in strijd zijn en de menschen trotsch, koud, baatzuchtig en mistrouwend tegen elkander maken. Zoo worden de voordeelen, welke uit de vereenigingen tot maatschappijen voortvloeijen, door een groot aantal nadeelen opgewogen. - Maar zouden wij daarom wenschen, dat die maatschappelijke verbindtenissen nimmer waren tot stand gekomen? - Dat zij verre! Zoo groot en menigvuldig is haar nut, dat zij verdienen zouden gezegend te worden, al gingen ze gepaard met nog tienmaal meer en grootere nadeelen, dan werkelijk het geval is. Wie de koestering van het vuur en het licht der vlam genieten wil, moet zich, wanneer het niet is te vermijden, den rook getroosten. | |
[pagina 27]
| |
Maar is de rook niet te vermijden? Kan men het licht en de warmte des vuurs niet genieten, zonder door die plaag gekweld te worden? Het is de vrijmetselarij, die zich aankondigt als bezittende een' schoorsteen, door welken de rook wordt afgeleid. Met andere woorden: de menschen behooren tot onderscheidene, elkander vijandige volken, kerken en standen, en de vrijmetselarij, gegrond op het beginsel, dat alle menschen kinderen van denzelfden God en Vader, en als zoodanig met elkander verbroederd zijn, stelt zich voor, al die afscheiding er weg te ruimen, of althans te verhoeden, dat ze niet grooter worden dan volstrekt niet te vermijden is, en de gevolgen er van zoo veel mogelijk onschadelijk te maken. Men zegge niet, dat hetzelfde oogmerk door de burgerlijke maatschappijen nagestreefd, door doelmatige inrigting der burgerlijke wetten bereikt zou kunnen worden. - De burgerlijke wetten zijn binnen de grenzen van haar land bepaald; maar de vrijmetselarij strekt zich uit over de geheele oppervlakte der aarde. De vrijmetselarij, zeggen haren voorstanders, is eene vereeniging van mannen, verheven boven nationale vooroordeelen, in de gevallen, waarin deze hen onregtvaardig tegen vreemden zouden doen worden; van mannen, niet in die mate onderworpen aan het vooroordeel van de kerkleer, in welke zij werden geboren en opgevoed, dat zij onverdraagzaam zouden zijn tegen andersdenkenden; van mannen eindelijk, niet verblind door het aanzien van stand of rijkdom, maar die, door hunne afdalende goedheid, geringen en armen bemoedigen, om zich tot hen op te heffenGa naar voetnoot(⋆). Daarentegen zeggen anderen: de vrijmetselarij is feilbaar, gelijk alle menschelijke instellingen, en de ondervinding heeft dit overvloedig bewezen. Cromwell bediende zich van de Engelsche Loges, die hij door vertrouwde handlangers liet inrigten tot eene geheime policie tegen de aanhangers van het verdrevene Koninklijke geslacht, terwijl de Schotsche Loges karel II aanhingen en den | |
[pagina 28]
| |
Generaal monk voor de zaak der stuarts wisten te winnen, waardoor karel II spoedig weder den troon beklom. Toen jacobus II in 1688, door het Engelsche volk verdreven, te Parijs als balling leefde en de aanzienlijkste vrijmetselaars hem derwaarts gevolgd waren, kregen ook de Jezuiten kennis aan het inwendige der vrijmetselarij, en zij hebben zich later dikwerf van dezelve tot bereiking ‘hunner oogmerken bediend, zoo als gebleken is uit het voorgevallene met den Baron von hundt, johnson en Dr. starke; zoo deed ook napoleon. Over de nuttigheid, nutteloosheid en schadelijkheid van de vrijmetselarij, zijn de oordeelvellingen steeds zoo verschillende geweest, en ook heden nog zoo verre uiteenloopende, dat er aan eene vereeniging der partijen niet te denken is. Wat wij zelven over de vrijmetselarij oordeelen, is ons geheim, verre zij het echter van ons, haar te veroordeelen, veel liever passen wij op haar toe het: Ubi desunt vires enz. en het: In magnis voluisse sat est. Gelijk de alchymie en astrologie, zonder dat hare beoefenaars hun doel bereikten, veel nuttigs hebben doen ontdekken, zoo gelooven wij ook, dat de vrijmetselarij veel goeds heeft te weeg gebragt en ook nog heden te weeg brengt in die landen, waar zij gevestigd is, en niet, gelijk hier, eene maatschappij tot nut van 't algemeen, en voor schier elken tak van zedelijke of verstandelijke behoefte een bijzonder genootschap van liefdadigheid bestaat, hetwelk zich beijvert om goeds te doen en nut te stichten. De voorstanders der vrijmetselarij beweren dan ook, dat zij haar oogmerk zonder twijfel zou bereiken, indien men haar alom onbelemmerd liet werken. Daarentegen beweert de oppositie, dat zij zoo kwaad niet is, als ze zou kunen worden, wanneer men haar niet bewaakte, maar haar de handen ruim liet, gelijk zij gebleken is, vatbaar te zijn, om gebruikt te worden voor ontwerpen als die der Jezuiten, en van een cromwell en napoleon. Wat de beide werkjes betreft, die aanleiding geven tot deze uitweiding, No. 1, Raadgevingen enz., begint met een protest tegen de bewering, dat de vrijmetselarij een | |
[pagina 29]
| |
middel zou zijn tot bevrediging van baatzucht en luiheid, of een gezellige club waarin men slechts komt om zich vrolijk te maken of sierlijke redevoeringen te hooren, of eene geheime werkplaats tot beslechting van staatkundige of geloofs-geschillen. Na alzoo te hebben aangetoond wat de vrijmetselarij niet is, zal de Schrijver ook aantoonen, waarin zij bestaat; maar hij verklaart niet in zulke bijzonderheden te kunnen treden, die uit den aard der zaak moeten verborgen blijven. De vrijmetselarij wordt dan gezegd een instelling te zijn, dewelke door eene oorspronkelijke en eigenaardige schoone leer de verhevenste voorschriften, geput uit de geschiedenis en toegepast op het menschelijke leven, tracht te onderhouden en de veredeling van geest en hart bij hare leden zoekt aan te kweeken; - eene instelling welke alleen daarnaar streeft, om het edele en reine in den mensch, het zuivere gevoel van menschenwaarde, vrij van de vooroordeelen, die het onderscheid van stand en geloofsbelijdenis heeft doen geboren worden, tot een klaar bewustzijn, tot een doeltreffend levensëlement te ontwikkelen. Wij vinden dit stukje oppervlakkig en opgevuld met afgesletene gemeenplaatsen, even geschikt bijna om elke andere philanthropische inrigting aan te prijzen, In No. 2, De Vrijmetselarij opgehelderd enz. worden I. de voortreffelijkheid der vrijmetselarij ontvouwd, II. algemeene aanmerkingen medegedeeld, omtrent de lessen, de oude ceremoniën en de wetten der verschillende graden; terwijl III. de beginselen der vrijmetselarij worden aangetoond. De Schrijver behoort overigens tot het getal van die vrijmetselaars, van welken eens vrij naïf gezegd is, dat zij den oorsprong hunner orde gaarne zouden opschuiven tot voor den eersten dag der wereldschepping, en hij verwart de mythologie der orde met hare geschiedenis. Of en in hoe ver nu dat medegedeelde geschikt zij om de inwijding en de kennis der geheimen te doen begeeren, daaromtrent zullen de uitspraken wel verschillen. Aan het verlangen der uitgegevers gelooven wij op de beste wijze te voldoen, wanneer wij zeggen, dat deze werkjes den lezers voor een | |
[pagina 30]
| |
geringen prijs iets zeggen van eene broederschap, waarmede zij zich anders niet kunnen bekend maken, dan door werken van klosz, clavel en anderen van grooteren omvang en kostbaarder van prijs. |
|