Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe bewoonster van Wildfell Hall, door Acton Bell. Naar den tweeden druk uit het Engelsch vertaald, door P. van Os, II Deelen. Te Sneek, bij van Druten en Bleeker. 1849. In gr. 8vo. 692 bl. f 6-90.De gunstige indruk der werken van walter scott, de bulwers, Mrs. bray, ellis, marsch en zoovele andere Engelsche letterkundigen, heeft zekere voorliefde opgewekt voor de letterkundige voortbrengselen onzer overzeesche naburen, die zelfs bij sommigen zoo groot is geworden, dat de woorden: uit het Engelsch vertaald, reeds aanbeveling genoeg zijn. Onwillekeurig hebben velen hunnen smaak naar dien der Engelschen gevormd. Vandaar dat onze uitgevers met de Engelsche romanlitteratuur hun voordeel trachten te doen, door hare producten op Nederlandschen bodem over te brengen, waartoe vele vertalers, om verschillende redenen, gaarne de hand bieden. Die lust voor Engelsche litteratuur is in vele opzigten een verblijdend verschijnsel. Immers heerscht er in de meeste werken der Engelschen een goede geest, en eene zedelijke en godsdienstige strekking. Scherp staan velen hunner tegen over die der Fransche schrijvers, die, ook onder onze landgenooten, niet weinig ligtzinnigheid, ongodsdienstigheid en zedeloosheid bevorderen. Daarom, zoolang onze Vaderlandsche schrijvers, door eigene werken, den vloed der vertalingen niet kunnen keeren, wenschen wij, dat de smaak in Engelsche werken moge stand houden; indien namelijk de Engelsche litteratuur haar solide karakter blijft bewaren. Intusschen keuren wij niet onvoorwaardelijk alle Engelsche werken goed: ieder werk moet ook zich-zelven aanbevelen door innerlijke waarde, en met de beste voortbrengselen in dat genre de vergelijking kunnen door- | |
[pagina 31]
| |
staan. Om te onderzoeken of ook de bewoonster van Wildfell Hall aanbeveling verdient, zetteden wij ons neder. Met zekere voorliefde namen wij het werk in handen; deels doordien wij, van denzelfden vertaler en uitgever, in het vorige jaar den zoo wèl geschreven roman AngelaGa naar voetnoot(⋆) hadden ontvangen; deels ook door Engelsche aankondigingen, algemeen verspreid, en waarin: de bewoonster van Wildfell Hall hoogelijk wordt geprezen. Wij dachten daarbij wel aan het oude, ware spreekwoord: ‘goede wijn behoeft geen' krans’ vergaten ook den geest der eeuw niet, die wil, dat alles hoog worde opgevijzeld. Zooveel mogelijk echter wierpen wij elk vooroordeel van ons, en volbragten de lezing, doch werden spoedig in de hooge verwachting, die wij koesterden, te leur gesteld. Het doel van den Schrijver, om afschuw in te boezemen van eene losbandige levenswijze, is prijzenswaardig; maar moet het dan bevlekt worden door schetsen van ruwe drinkgelagen en echtelijke ontrouw? - door mededeeling van brasserijen en onzedelijke gesprekken van verdierlijkte dronkaards in tegenwoordigheid van hunne vrouwen? Van plaatsen waar uitdrukkingen gebezigd worden als deze: ‘Vaar dan ter hel, jou onbeschaamde slet?’ (deel II. pag. 41.) - Waar het onbewimpeld gedrag van zoovelen geschetst wordt, die in alle opzigten den naam mauvais sujets verdienen? Gelijk vele beschrijvingen hoogst onkiesch zijn - zoo komen er ook uitdrukkingen voor, stuitend voor het gevoel; - ‘walging’ en ‘walgelijk’ leest men er bij herhaling; soms tweemalen op dezelfde bladzijde, als op bladzijde 202 van het eerste deel; aldus ook het zoo kwetsende woord ‘slet.’ Het is een zonderling denkbeeld van vele schrijvers, door zulke tooneelen de jonge lieden van het verkeerde te willen terug houden; zij vergeten dat het hoofd er door opgevuld wordt met slechte voorstellingen en het hart met onreine | |
[pagina 32]
| |
indrukken; dat de zonde in hare verleidelijkste gedaanten voor hunnen geest gebragt, de verbeelding ontvlamd en de zinnelijkheid geprikkeld worden. De schrijvers, indien 't hun waarachtig te doen is om nut te stichten; indien zij instemmen met acton bell, waar hij in het voorberigt zegt: ‘intusschen zal ik blijven trachten, de nederige talenten, die God mij verleend heeft, ten meesten voordeele mijner natuurgenooten aan te wenden,’ moeten hunne lezers zóó tot het edele en reine opwekken, dat kwaad en zedeloosheid wanklanken worden voor hun gevoel. Of een roman als deze voor Engeland beter is berekend, willen wij niet navragen: verdierlijking door den drank is er in vele clubs geene vreemde zaak; zooverre is het Goddank! in Nederland nog niet gekomen. - Overigens is deze roman niet boven het middelmatige. Kracht is er weinig in; nieuwe denkbeelden, verheffing van stijl, dichterlijk proza, schitterend van keurige beelden of sierlijkheid van taal, zoekt men er nagenoeg te vergeefs; men mist gloed zelfs waar die 't meest zou voegen, b.v. waar gilbert, zijne dwaling ontdekkende, met hartelijk berouw vergiffenis vraagt aan zijnen verongelijkten, mishandelden vriend laurence. Het slechte karakter van huntingdon is vrij goed volgehouden, gelijk ook dat van zijne in heilige pligten volhardende vrouw. Ook aan het sterfbed zelfs van haren echtgenoot, vindt helena weinig ander loon voor hare deugd, dan de inwendige bewustheid haren pligt volbragt te hebben: een loon, voor de meesten niet bekoorlijk genoeg om er naar te dingen. Taal en stijl zijn in het algemeen vrij zuiver; behalve dat vele volzinnen te lang zijn. Drukfouten zijn er niet vele; wij rekenden het niet der moeite waard die op te teekenen. Het gebrek van vele Engelsche romans, dat zij te gerekt zijn, vindt men ook hier. Het dagboek van helena, 375 bladzijden groot, beslaat meer dan de helft van het geheele werk, en had zonder schade voor de helft kunnen worden doorgestreken. Wij hopen dat Vertaler en Uitgevers in het vervolg gelukkiger keuzen zullen doen en daardoor toonen zullen, den goeden | |
[pagina 33]
| |
smaak en het zuivere gevoel van ons Vaderlands publiek te behartigen. †-. |
|