Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 703]
| |
Frederik de Groote.
| |
[pagina 704]
| |
Waarheid zoekend, als het edelst, dat den stouten geest bekoort,
Maar dier Hoogsten Tolk versmadend: christus, in Gods Heilig Woord.
Echter was hij éénig. - Dreigend vestigde Oostenrijk zijn blik
Op den Rijksbond. Wie zou 't keeren? - Pruissens groote frits sprak: ‘ik.’ -
Klein was Pruissen, maar de degen van zijn Koning gaf het groei,
Zijn beleid gaf landbouw, handel, nijverheid en kunsten bloei.
't Onweêr kwam van alle zijden; 't zevenjarig wee begon,
Tegen hem stond gantsch Europa: - fredrik streed en overwon.
Andermaal zag Weenens heerschzucht dreigend naar vergrooting rond,
Maar nu vond de Duitsche vrijheid rust in fredriks Statenbond.
Nevens Oostenrijk, daar stond zij, als gewrocht door tooverdwang,
Fredriks schepping: 't nietig Pruissen - Mogendheid van d' eersten rang;
Middelring der Staten-ketens van Europaas Oost en West;
Kern van licht; gebouw voor eeuwen in der Duitschen aard gevest.
Hoog in jaren look hij de oogen - de àarde rouwde bij zijn dood -
Pruissens volken werden weezen, toen hij de aadlaarsblikken sloot.
Wáárom hem, den Koning, wijsgeer, dichter, staatsman, veldheer, held,
Die een plek voor zijn gebeente koos in 't onbedekte veld;
Pruissens schepper, Pruissens vader, om wiens schepter, legerstaf,
Lier en urne, lauwren groenen - wáárom hèm, géén eigen graf? -
Wáárom bij de stof zijns vaders, in een duistre grafkapel,
't Overschot bewaard des Ééngen; strijdig met zijn jongst bevel? -
Boven d'ingang dier kapelle, stevig als een marmerrots
Met haar wanden en haar zuilen, is daar niet een leerstoel Gods?
Roept er niet de stem der wachters: ‘IJdelheid der ijdelheên!
Al wat de aarde heeft is ijdel - Gods genade blijft alleen!?’
Waarheid zocht hij!? - Dierbre waarheid, die zijn geest verborgen was,
Troostvol klinkt ge in 't Huis des Heeren, boven 's grooten Konings asch! -
Eeuwigheid, die hij ontkende, hopend blikken we in uw schoot! -
Uw genade, o God! is eindloos, en, in christus, eindloos groot!
C.G. WITHUYS.
|
|