Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Oogstlied. Hoe lieflijk is het veld getooid In 's voorjaars schoon saizoen; Als Flora bonte bloemen strooit, Op 't pas verjeugdigd groen! Maar schooner is des najaars kleed: Het goudgeel korenveld, Dat voor zijn arbeid, zorg en zweet, Den landman schaadloos stelt! Elk halmpje biedt hem honderdvoud De korlen, die zijn hand Den vruchtbren schoot had aanvertrouwd Van 't omgeploegde land. Nu laten wij door 't golvend graan, Dat rijp is wijd en zijd, Den scherpen sikkel rustloos gaan; En danken God om strijd. Hoogopgestapeld laden wij Het voer, van rijkdom zwaar; De schovenbindster gaat er bij, De maaijer juicht met haar. Veracht, o wereldgrooten niet! Den nijvren boerenstand; Hij voedt, hoe smadend ge op hem ziet, Den Koning, u, en 't land! Ziet, Volk en Vorst! den sikkelglans Bij dien van 't oorlogzwaard En zegt dan: is onze arenkrans Niet ruim een lauwer waard!? Vrij naar 't Hoogduitsch. A.v.W. Vorige Volgende