Bladvullingen.
Een reiziger uit een logement gaande vond de rekening, van den eerzamen kastelein zoo geweldig hoog, dat hij voornam zich te wreken. Bij zijn vertrek zeide hij tot den logementhouder: ‘ik zal uwe behandeling nimmer vergeten,’ en bewees dat. Hij trok de halve wereld door; doch waar hij aankwam overal was 't zijn eerste werk aan dien kastelein een brief te zenden van den volgenden, altijd denzelfden inhoud: ‘Nimmer, mijn vriend! zal ik 't heerlijke onthaal ten uwen huize vergeten.’ - De logementhouder werd wanhopend over de briefporten; want zelfs uit China wist hem de hardnekkige wreker zijne brieven te doen toekomen.
Een Ier bood in den winter een bankier te Dublin een wissel ter discomptering aan. De bankier weigerde, omdat de wissel nog veertien dagen moest loopen. ‘Och, Sir! doe het maar,’ bad de onnoozele man, ‘de dagen zijn immers zoo kort.’
‘Ik erken ronduit, dat ik om den broode schrijf,’ zeide een auteur. ‘Ik dacht, dat ge om boter en kaas schreeft,’ sprak een ander, ‘want uwe werken zijn in alle komenijen.’
De abt de marolles schreef 133,124 versregels, waaronder maar twee of drie goede. ‘Mijne verzen kosten mij niets.’ zeide hij eens tegen linière. ‘Dan kosten ze u, wat zij waard zijn.’ was het antwoord.
De Bisschoppen van Londen en Norwich waren niet op den besten voet met elkander. ‘Ik heb mijne eigen opinie omtrent den Bisschop van Norwich,’ zeide eens die van Londen. Toen de andere dat hoorde verhalen, sprak hij: ‘Zoo? - Ik heb volstrekt geene opinie van den Bisschop van Londen.’