Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 424] [p. 424] Puntdichten door W. Schepers. 1. Op een veelspreker. Wordt hercules te regt gerekend bij de goden, Die leeuw en monster heeft geveld, - Vriend jasper is nog grooter held, Die met zijn tong den tijd, wien niets weêrstaat, kan dooden. 2. Voornemens. Van pligt en goede werken spreken, Meer rigtte wop niet uit, van zijne jeugd af aan; Want schoon hem lust bekroop zelf hand aan 't werk te slaan, 't Was toen zijn leeftijd was verstreken. 3. Spreken en handelen. In groote plannen te beramen, Moet ieder zich voor jochem schamen; Doch komt de uitvoering op hem aan, De kleinste blijven ongedaan. 4. Regtmatige vrees. Is een verwoede vijand meest, Van alle teisterende plagen, In staat ontzetting aan te jagen, - Te regt dan zijn in onze dagen De volken voor zich-zelv' bevreesd. 5. De Frankforter Duitsche constitutie. Slaat Duitschland, door den volkswil sterk, In onze dagen hand aan 't werk, Om voor Zijn volkeren één Staatsgebouw te stichten: - Toch stond, in wereldburgerschap De aloudheid op veel hooger trap, Die Babels toren voor heel 't menschdom op woû rigten? 6. Het dagblad. Het is de spiegel, waarvan de oudheid faablend spreekt; De tijdgeest ziet er zich naar 't leven in gemaald, Terwijl het zengend vuur, dat uit zijn brandpunt straalt, Euroop in lichter-laaije ontsteekt. Vorige Volgende