Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||
Mengelwerk.Begrafenis van een president burgemeester te Dordrecht in de XVIIIde eeuw.
| |||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||
zijn praesidium van drie maanden gestorven ware. De Beschrijving zijner lijkstaatsie is te Dordrecht bij joh. van braam, met een gedicht van den drukker en twee carmina van kweekelingen der Latijnsche school, uitgegeven, en daar zij tot de libri rarissimi behoort, willen wij haar, door het volgende uittreksel, wederom voor eenigen tijd aan de vergetelheid ontrukken. Tilb. S. ‘Den 9 November 1728’ (wij volgen stijl en spelling van den onbekenden autheur) ‘waaren des morgens ten 10 uuren de 32 Gilden der stadt Dordrecht vergadert in de St. Joris Doelen, om zich in behoorlijke order d' een na d' ander te rangeeren en te schikken. Eerst zag men de arme weeskinderen, als hebbende zijn Ed. geweest derzelver Bezorger en Buytenvader, in 't rood gekleed, paar aan paar, in deze order: Voor af ging een Lijkbidder, daarna volgden de Meysjens, de kleynste voor uyt, hebbende in haare Rouw-halsneusdoeken swarte floersche lintjes, en toen de Jongens, onder opzigt van den Binnevader en Binnemoeder, beyde in rouwgewaad. Hier na volgden de 32 Gilden, alle in den rouw, met rouwmantels omhangen, in deze order: Voor af ging jan vervoort, als algemeene Dienaar van de voorsz. Gilden, in den rouw, hebbende in de hand een doorne stokje, onder met zilver beslagen en boven bestrikt met swart en wit lint. Toen de XXXII Gilden na hunnen rang, te weten de
| |||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||
Gaande van de voorsz. Gilden, de Dekens en Achtmannen voor af, paar aan paar, gevolgt van hun Gildebroeders, na gebruykelyke order. Voor yder Gilde, wierden, door derzelver Gildeknechts, gedragen de schilden en wapens, die zy op de lykstatien voeren, aan swarte stokken gehecht met swart en wit lint; zommige Gilden hadden Vaanen en Baanderrollen, daar in hunne Blazoenen uytgebeeld stonden. Volgende onmiddelyk daarna uit de St. Joris Doelen de Schutterye van den Edelen voetboog, daar de overleden Schutmeester van was. Door den knecht van de voornoemde Schutterye wiert voor uyt gedragen de voetboog, verciert met swarte en witte zyde strikken; daar aan volgde haare paarsche en roode fluweele schutters kappe, gevoert met paarsch en rood armozyn, cierlijk met goud, zilver en groen geborduurt, gestrengelt met swarte en witte linten aan een swarte stok, zynde de gedagte kappe ten wederzyde van 't hooft beladen met de afbeelding van den voornoemden voetboog, ten deele goud en ten deele groen met acht geborduurde pijlen, vier aan vier kruyswys over den anderen; staande ten wederzyde van gemelde kappen, nevens den voorsz. voetboog, een afgehouden boom, verbeeldende de zinspreuk, welke de Hooggebooren Furst en Heere mauritz, wijlen Prince van Oranje, voerde (na 't vermoorden van zynen Heer Vader, willem de XI, anders den I, uyt den Huyze van Orange, te Delft verraderlyk doorschoten door balthazar gerards een Bourgonjon, den tienden van Hooymaand in den jaare 1584) te weten, Tandem fit surculus arbor, dat is, met 'er tyd werd het spruytje een boom, | |||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||
hebbende 't onderste der bovengenoemde kappe gesplete slippen, zoo als die de Graven van Holland eertyds voerden. Hier op volgden de Dekenen, Lieutenants, Wimpeldrager en de vier Kavels van de gemelde Schutterye, alle in den rouw. In die voornoemde order gingen deze allen door 't Steegoversloot, na de Beurs, en zoo voorts na de Visbrugge, de voornoemde Visbrugge over, alwaar 't Burgermeesterlyke lyk voor 't sterfhuys op de doodbaare stond. Waarvan de Rouwpelle, ten hoofd- en voeten-eynde, was beladen met groene takken, als mede met des overledens volle wapen, en op de kist behangen mot deszelfs acht stamdeelen, als:
voor welke doodbare zich geplaatst hadden de Schout, Predikant, Secretaris, en die van den Gerechte van Oost-Barendrecht, vooruitgegaan werdende door hunnen Bode, dragende het wapen der voornoemde Heerlijkheid, alle in den rouw. Staande de lyfdienaar van den overleden, met zyns Heeren Hooftwapen middelerwyl geplaatst voor 't lyk, tusschen de lykbidders in, en de bloedverwanten en naaste vrienden agter 't zelve, daar de voorgemelde weeskinderen en de 32 Gilden, in vooriger order, voorby passeerden, de Wynstraat uyt tot aan den Boom, den Boom over, de Voorstraat langs tot aan de Visbrug, de Visbrug over, voorby 't Raadhuys, de Groote Kerk in. De Edele Groot Achtbaare Heeren van den Oud-Raad, Thesauriers en Goede luyden van den Achten, daags te vooren door gedrukte biljetten geconvoceert zynde op 't Raadhuys, om deze zoo plegtige begraafenisse by te woonen, wierden in dien tusschentyd door de Stadtsboden met Stadtswapenbussen, gestrikt aan swarte en witte linten op de borst, van 't Raadhuys afgehaalt en geleyd na 't sterfhuys, in gebruykelijke order, yder na zyn Ed. rang, paar aan paar, welke eer men te Dordrecht alle overleden | |||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||
Regenten ten dage van hunne begraafenisse gewoon is aan te doen. Zoo ras alle de Gildens 't lyk gepasseert waren, en die van den Gerechte van Oost-Barendrecht zich voor hetzelve geplaatst hadden, volgde des overledens lyfdienaar, dragende zyns Heeren Hooft-wapen, tusschen de lykbidders in, onmiddelyk agter die van den voorsz. Gerechte, onder 't luyden van de klokken van de Groote kerk en 't Raadhuys. Ondertusschen waren de Ed. Groot Achtb. Heeren Burgemeesteren aan 't hoofd van den Oud-Raad achter 't voornoemde lyk genadert, waar uyt d'Ed. Groot Achtb. Heeren mattheus onderwater, heeren pietersz, Burgemeester van 't Gerecht, Mr. balthazar repelaer, heeren anthonisz., Mr. johan gevaerds, heeren ockkersz. en adriaan braats jacobsz. als oudste Schepenen zich aan de vier hoeken van het lyk begaven, en de slippen van de rouwpelle ophieven, hebbende d'Ed. Groot Achtb. Heer Mr. dirk hubert stoop, heeren nikolaasz., als Hoofd-Schout, aan 't hoofd van d'Ed. Groot Achtb. Heeren van den Gerechte, om lichaamelyke onpasselykheid, niet konnen verschynen, om deze lykstacie by te woonen, wordende de voornoemde Heeren ondersteunt door andere persoonen, die daar toe gestelt waaren alle in den rouw. Achter 't Burgemeesterlyke lyk quamen eerst drie Hellebaardiers, in den rouw met hunne slepende en met rouw omwonden Hellebaarden onder de armen, waarvan zij de fasces ter aarde hielden. Daar agter zag men de Kamerbewaarders, mede in den rouw, dragende vierkante letterhoute Bodélstokken, boven met swarte en witte linten bestrikt, elk met drie zilvere knoppe, en daarenboven nog op twee plaatsen met zilver beslagen; staande op de bovenknoppen een Leeuw, houdende het wapen der stadt Dordrecht. Daar aan volgde: De Heer Pensionaris. De Heeren Secretarissen. | |||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||
Daar aan d'Ed. Groot Achtbaare Heeren Burgemeesteren en die van den Oud-Raad, als mede de Goede luyden van den Achten, alle staatelyk in den rouw. Vervolgens de Burger-krygsraad, de Provoosten vooruytgaande, dragende swarte ebbenhoute Cornels staven, bestrikt met swarte en witte linten, boven en onder beslagen met silver; leggende op 't bovenplaat twee Musketten, kruyswys over den anderen, met het byschrift Krygsraad. Daar aan volgde de Majoor van den Krygsraad. En zoo vervolgens de Lieutenants, Vaandragers en Sergeanten van de elf Burgervaandelen met hun zydgeweer, alle in den rouw: vermits de elf jongste Heeren van den Oud-Raad, als zynde de Burger-Capiteynen, zich onder de Heeren van den Oud-Raad geplaatst hadden. Een weynig ruymte tusschen beyden, volgden de Bloedverwanten en de naaste Vrienden van den overleden Heer Presiderende Burgemeester. Daar na de Heeren Veertigen. De Heeren Predikanten van de Duytsche, Fransche en Engelsche Kerken. De Heeren Ouderlingen en Diakenen van gemelde Kerken. De Heeren Koopluyden van den Engelschen stapel. De Heeren Doctores juris et medicinae. De Heeren Procureurs en die van de Praktyk. De Heeren Koopluyden van den Ryn, Maas en Waal. En een menigte andere aanzienlyke Luyden, alle in den Rouw.
't Voorsz. lyk in diervoegen genadert zynde voor 't Raadhuys, wiert voor hetzelve, een oogenblik tyds, ter ruste nedergezet, volgens de oude gebruykelyke eer, die men alle overleden Regenten in Dordrecht ter Begraaffenisse aandoet, als werdende daar mede te kennen gegeven, dat de overledenen van de zeer aanzienlyke bedieningen, die haar Ed. bezeten hebben, nu rusten. Kort daarna wierd 't Lyk met de Doodbaar weder opgeheven, ende door de Deur aan de Oostzyde van de Groote Kerk ingedragen; en traden de | |||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||
genen, die 't lyk voorafgegaan waren, middelerwyl in de voorsz. Order de Deur van dezelve Kerk aan de Noordzyde by den Koster uyt. De Bloedverwanten en de naaste vrienden middelerwyl 't lyk in de kerk genaderd zynde, wiert hetzelve in de St. apollonien Capelle bygezet; waarna de Bloedverwanten en naaste vrienden de voorsz. kerkdeur, by de Koster, mede uytgingen, nadat de Ed. Groot Achtbaare Heeren van den Oud-Raad, en de Burger-Krygsraad, zich na de naaste vrienden ingeschikt hadden en vervoegden zich, langs 't kerkhof in de Wynstraat, voorby 't sterfhuys van den overleden Heer Burgemeester, en scheydden aldaar van den anderen des namiddags omtrent twee uuren. Op welke zeer aanzienlyke en ongemeene voortreffelyke Begraaffenisse wierden getelt by de drie duysent menschen, die ter Lykstatie medegingen; daarenboven krioelde de stadt uytermaaten van de genen, die gekomen waren uyt de nabuurige steden en dorpen, om deze zoo plegtige en staatelyke uytvaart te zien, zynde het terzelven dage, na den tyd, redelyk schoon weder geweest.’ |
|