Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets over de Georgische vrouwen.In Europa - zegt een Duitsch reiziger - stelt men zich, onder eene Georgische, gewoonlijk eene vrouw voor van rijzige, slanke, schoone, verlokkende gestalte; met een overvloed van zwart, golvend haar, lang genoeg om de harten van al wat man heet er mede te verstrikken; met een open, edel voorhoofd, en met een paar oogen, die alle verborgenheden der zinnen- en zielenlust in hunne donkere raadselachtige tooverkringen besloten houden. Haar gang, denkt men, is wellust. Vreugde gaat haar vooraf en bewondering | |
[pagina 368]
| |
volgt haar. De bloemen, die zij vertreedt, zien stervende, nog trillend van lust, naar haar op, en zenden hare geuren der schoone vrouw als offers van zoete verrukking na. Met zulke denkbeelden komt de vreemdeling gewoonlijk naar Georgië en - vindt zich deerlijk te leur gesteld. De reizigers, die met zoo hoog gespannen verwachtingen het door geschiedenis en volksverhalen als met een nimbus omgeven land betreden, blijven òf hardnekkiglijk hunne opgevatte meening vast houden, òf zij slaan tot het ander uiterste over en vinden alles morsig, leelijk, walgelijk, zelfs om van te beven. De waarheid ligt in het midden. Het Georgische volk is, over het algemeen genomen, een van de schoonste volken der aarde. Rijzige, forsche mansgestalten; slanke, schoon gebouwde vrouwen, met regelmatige, niet zelden edele gelaatstrekken en groote fraaigeteekende oogen, ontmoet men er overal, en in grooter menigte dan bij andere volken; de Tscherkessen, Armeniërs en Grieken misschien uitgezonderd. Maar, ofschoon ik een groot vereerder van de vrouwen ben, moet ik hier toch onvoorwaardelijk den schoonheidsprijs aan de andere sekse toekennen. Met dit oordeel stemmen al die bewoners van Georgië-zelf in, die tot de beschaafde klasse behooren, en oog, smaak en onpartijdigheid bezitten. Ik moet er nog bijvoegen, dat die hoogere schoonheid, waarin hart, geest en gemoed, uit oog en gelaat, als uit eenen spiegel terugstralen, aan den geheelen Kaukasus, bij de vrouwen evenmin als bij de mannen, te vinden is. Ik heb schier alles gezien, wat Georgië aan vrouwen schoons bevat, maar geen aangezigt is mij voorgekomen, dat mij geheel voldaan heeft; niettegenstaande de bevallige kleederdragt der bewoonsters van dit land veel bijdraagt, om hare bekoorlijkheden te verhoogen.Ga naar voetnoot(*) Aan het gelaat ontbreekt geheel en al die edeler, zielvoller uitdrukking, welke aan dat der Europesche schoonen zulk eene eigenaardige tooverkracht bijzet. Deze laatsten kunnen nog liefde wekken en harten winnen, zelfs wanneer haar bloeitijd reeds lang verstreken is; doch bij eene Georgische is met den bloei der jeugd alles voorbij. Het oog, dat, ondanks zijn schijnbaar vuur, niets dan rust en trage wellust teekende, wordt dan mat van uitdrukking; de reeds op zich- | |
[pagina 369]
| |
zelve de schoonheidsgrens een weinig te buiten gaande neus, begint zich, door het vroegtijdig invallen der wangen, in zulk eene onnatuurlijke grootte te vertoonen, dat er velen zijn, die gelooven, dat zij met de jaren in omvang toeneemt; en de boezem, die hier te land geene zeer verborgen rol speelt, krijgt al zeer vroeg een ontdaan en verkwijnd voorkomen. - Voegt men nu hier nog bij de in Georgië, bij jong en oud, algemeen heerschende gewoonte, om wit en rood blanketsel op te leggen, dan begrijpt men ligt, dat die verschijnselen, in verband met deze en andere in het oog loopende toilet-kunsten, geen zéér gunstigen invloed op de meening van den beschouwer kunnen uitoefenen. De Georgiërs zijn, gelijk ik reeds gezegd heb, in het algemeen een schoon volk; maar in enkele schoonheden wordt het zeker door elk beschaafd land overtroffen. Het is niet tegen te spreken, dat men de hoogste schoonheid slechts kan aantreffen onder een volk, dat op eenen hoogen trap van beschaving staat. De drie schoonste vrouwen, welke ik in mijn geheele leven gezien heb, waren twee Russische en eene Duitsche. Hetzelfde onderscheid, dat zich in het persoonlijk voorkomen van eene Georgische, vergeleken met eene Europesche vrouw vertoont, heerscht ook in haar toilet. Eene Europesche wint aan bekoorlijkheid, hoe nader men haar leert kennen; het aanvankelijk minst treffende gezigt kan ons ten laatste betooveren, door de stille welsprekendheid van het oog, door de fijne uitdrukking van den mond, en door het spel der gelaatstrekken; even gelijk hare eenvoudige kleeding ons steeds meer bevalt, naar mate wij er de bijzonderheden naauwkeuriger van beschouwen, en overal smaak en netheid ontdekken. Bij eene Georgische is dit alles anders. Alles verblindt bij den eersten opslag en verliest bij nader onderzoek. Het beschilderde gezigt en de schilderachtige kleeding - alles is op effekt berekend, en inderdaad kan men zich niets bekoorlijkers voorstellen, dan eene Georgische, op eenigen afstand gezien. Bijzonder grootsch is de indruk, wanneer men bij plegtige gelegenheden, de bewoneressen van Tiflis bij honderden verzameld ziet. Met langzamen, statigen tred treden zij dan voort, de eene in den korten, door zijne schitterende kleuren het oog verblindende sarafan, de andere omsluijerd met de lange, witte, geheel het lijf bevallig omslingerende tschadra, welke zij zoo kunstig weten te dragen, dat bij de schoonen de fijne leest en slanke gestalte daardoor | |
[pagina 370]
| |
naauwkeurig afgeteekend worden, terwijl bij de leelijken al wat het oog beleedigt er door bedekt wordt. Haar hoofdtooisel, naar eene kroon gelijkende, geeft haar het voorkomen van koninginnen; de kleine voeten schijnen, in de, door wijde pantalons van roode zijden stof overgolfde, hooge en sierlijke pantoffels, nog kleiner dan ze zijn, en de algemeen aangeborene bevalligheid in gang en houding maakt de begoocheling volkomen. Alleenlijk behoort men, gelijk hierboven reeds is aangemerkt, het oogverblindend tooneel een weinig uit de verte te zien. |
|