Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 237]
| |
III.
| |
[pagina 238]
| |
gestrektheid der kusten in aanmerking neemt; gaat men echter na, de traagheid der inboorlingen, en het gering getal Spaansche afstammelingen, dan verandert het oogpunt, waaruit die scheepvaart beschouwd moet worden. Men komt alsdan tot de overtuiging, dat de snelle vermenigvuldiging der Spanjaarden, en de aangroei der bevolking door landverhuizing, den landbouw steeds moet doen toenemen, en de voortbrengselen voor den handel moet vermeerderen. De scheepvaart, daaruit gevolgd, zou er toe hebben bijgedragen, om Kalifornia, tegen het einde der 19de Eeuw, tot eenen bloeijenden toestand te brengen, in geval die ontwikkeling trapsgewijs ware voortgegaan. Immers langzamerhand waren reeds uit het Oregon-gebied, door den meer zachten hemel van Neder-Kalifornia uitgelokt, landverhuizers zich aldaar komen vestigen; sutter had, in zijn Helvetia, Duitschers en Zwitsers als kolonisten weten te krijgen, en ook Indianen aan zich verbonden. Bovendien waren in de fraaije landstreek, zuidoostelijk van San Carlos de Monterey, Duitsche huisgezinnen zich komen nederzetten, niet enkel van landbouwers, maar ook van handwerkslieden, aan welke Kalifornia boven alles dringende behoefte had. Maar in Kalifornia heeft eene ontdekking plaats gegrepen, die alle banden van pligt heeft opgelost. Het woord goud heeft al zijne bewoners bedwelmd. Men verlaat huis en hof, vrouw en gezin, verdraagt alle ontberingen en braveert brandende zonnehitte zoo wel als moerassige uitwasemingen, in de verblindende hoop van binnen eenige weken rijk te zullen worden. Aldus heeft de geldzucht, ‘de geldduivel,’ zoo als ergens gezegd wordt, alle menschen ingenomen. En er wordt inderdaad goud gevonden in steeds toenemende hoeveelheid, zoo dat de buitensporigste verwachtingen zelfs verwezentlijkt, ja, overtroffen worden door de uitkomst. De stichter van Helvetia, johan august sutter, is er, volgens het gerucht, de ontdekker van. Even zoo hadde, eenige jaren vroeger, de Russische-pelterij-Maatschappij de ontdekking kunnen doen. - Hoe geheel anders zou het | |
[pagina 239]
| |
er mede zijn gegaan, indien de ontdekking gedaan ware, terwijl nog de havens van Kalifornia aan Spanje onderhoorig, voor de schepen van andere natiën gesloten waren? - Onder de Russen was aan de Slavianka-rivier een zaagmolen aangelegd, die door het water werd gedreven. Het toenemend getal landverhuizers in Kalifornia vermeerderde de vraag naar planken tot vloering, dekking en inwendige beschieting der woningen, opgetrokken van boomstammen of in de zon gedroogde klei-steenen, die bij voorkeur tot het bouwen van huizen worden gebruikt. Dien ten gevolge schijnt sutter in het najaar van 1847, naar het ontwerp en onder de leiding van zekeren marshall, een zaagmolen te hebben aangelegd ter plaatse waar de Slavianka- uit de Sacramento-rivier westwaards afvloeit. In het rivierzand, dat zich bij dien molen ophoopte, werd eene menigte geel en glinsterend zand opgemerkt - en het was - stofgoud. Die ontdekking dagteekent hoogst waarschijnlijk uit de eerste weken van 1848. Marshall deelde zijne ontdekking aan sutter mede, en beide zochten haar te hunnen voordeele geheim te houden; doch dit mogt hun niet gelukken. In het begin van April werd het in de omstreken ruchtbaar, dat het rivierzand van de Sacramento stofgoud inhield. Spanjaarden en landverhuizers gingen aan het zuiveren van dat zand, en vonden er werkelijk goud in. Zij namen daarop Indianen in hunne dienst om de goudwassching te bewerkstelligen; maar deze bedongen van dag tot dag hooger loon, en er waren ook onder hen die, voor eigen rekening, op andere plekken aan het zoeken en zuiveren gingen. Waar men het ook aan een der spruiten of armen van de Sacramento beproefde: overal slaagde men boven verwachting. Zoo verspreidde zich het gerucht verder en verder, en binnen korten tijd kwamen goudzoekers aanstroomen uit de Mexikaansche Unie, uit het Oregon-gebied, en uit de Noord-Amerikaansche Staten. De goudwassching ving op de eenvoudigste, maar ook gebrekkigste wijze aan. De Indianen schepten het zand in fijne, digt gevlochtene biezen manden, goten er water op, roerden het om, dat de ligtere stoffen afliepen, wierpen het | |
[pagina 240]
| |
zware overblijfsel op eene mat of huid, zochten de steentjes er uit, lieten het overige droogen, en roerden 't, als het geheel droog was geworden, al blazende om, zoo lang tot dat ze een vrij zuiver stofgoud over hielden. - De Spanjaarden en landverhuizers gebruiken veelal een toestel, die het werk spoediger doet voortgaan, zijnde eene soort van boven elkander geplaatste zeven: in de bovenste zeef blijven de steentjes liggen, maar het zware goudhoudende zand valt er door op de lager geplaatste zeef, die echter de ligtere aarddeelen weder doorlaat. - Men gevoelt nogtans, dat de eene, zoo wel als de andere, eene zeer langzame wijze van werken is, en dat er ook veel goud bij verloren gaat, hetwelk met de aarde wordt weggespoeld. In de Vereenigde Staten verspreidde zich de mare der rijke goudmijnen van Kalifornia, in den zomer van 1848, met veel grootere snelheid dan men zich zou kunnen voorstellen, wanneer men niet wist dat dit land, ver boven andere landen, met dagbladen is overstroomd, en dat er zich een ieder met het lezen van dagbladen bezig houdt. De berigten hadden echter zoo veel van het buitengewone, van het fabelachtige zelfs, dat de meesten weigerden er aan te gelooven. Men hield ze voor louter verdichtselen. Uit dien hoofde was ook de Gouverneur, door de Vereenigde Staten in Kalifornia geplaatst, er op bedacht om, op de plaats-zelve een onderzoek in te stellen, en hij ging in Junij 1848 van Monterey naar de noordelijke streken op weg. Te Sint-Franciscus was genoegzaam de geheele bevolking, vooral de mannelijke, reeds naar de goudgronden getrokken. De baai overgestoken zijnde, vond hij het te Solona en te Bodega even zoo. Verlaten woningen, in het wild gelaten bouwgronden, het vee, in plaats van op de weiden, op de graanvelden grazende - overal een toestand, alsof de landstreek plotseling van zijne bewoners ware ontbloot. Te Suttersfort ondervond de Gouverneur, welken invloed het goud had op de dagloonen en betalingen. Een paar ambachtslieden slechts waren door overdreven loon te bewegen geweest, om aan hun werk te blijven. Zij kregen | |
[pagina 241]
| |
tien RijksdaaldersGa naar voetnoot(*) daags. Kooplieden, die aan de goudzoekers hunne waren kwamen slijten, betaalden 100 Rx. in de maand voor eene kleine kamer; voor een klein huisje werd 500 Rx. 's maands aan huur gegeven. Ongeveer acht mijlen ten oosten van Suttersfort ontmoette de Gouverneur de eerste goudwasschingen, en nog acht mijlen verder kwam hij aan de houtzagerij van marshall. Hier waren menschen die dagelijks van ééne once tot drie oneen stofgoudGa naar voetnoot(†) zuiverden. Te dezer plaatse aan de Sacramento verheffen zich de bergen reeds tot 1000 voet hoog. Men heeft er geulen en spleten in het gebergte, die slechts in den winter water aanvoeren, doch in den zomer droog zijn; daar worden stukken gevonden van drie en vier oncen zwaar. In eene dergelijke spleet was binnen weinig dagen, door twee Amerikanen, eene waarde van 17,000 Rx. bijeengegaard. Een ander had er binnen drie weken tijds 20,000 Rx. verzameld. Iemand, die een zeker aantal Indianen in zijne dienst had, verkreeg in eene week veertien pond zuiver stofgoud. Eenige menschen, met vijftig Indianen in hunne dienst, hadden in twee maanden tijds 273 pond zuiver goud gewonnen, in weerwil van de ontzettend hooge daghuren die zij betaalden. Zie daar den aard der berigten, welke de Gouverneur aan den Secretaris van Staat van Oorlog te Washington inzond. Toen dit buitengewoon verslag in de Vereenigde Staten in het najaar van 1848 bekend werd, maakte zich de gouddorst van duizende gemoederen meester. Hoezeer bij alle menschen de zucht om te verkrijgen op den voorgrond staat, zoo treft men echter in Amerika eene bijzondere soort van lieden aan, die zich alles getroosten om tot vermogen te geraken. Geen arbeid is hun te zwaar, geene ontbering is hun onmogelijk. Deze geharde en ondernemende menschen dringen steeds voorwaarts, dieper het westen in. | |
[pagina 242]
| |
Met buks en bijl gewapend, hebben zij zich te midden der wilde stammen geworpen, en zijn geëindigd met de roodhuiden uit hun vaderlijk erfdeel te verdringen. Zij hebben de bosschen gekapt of afgebrand, den bodem ontgonnen, van boomstammen zich hutten gebouwd. Zich in Texas genesteld hebbende, zijn zij vervolgens tegen de Mexikaansche Unie in opstand gekomen. Na de Noord-Amerikaansche Staten tegen de Mexikaansche in oorlog te hebben gewikkeld, hebben zij de hulpbenden geleverd, die door hunne dapperheid Mexiko tot den vrede hebben gedwongen. Bij hunne gehardheid tegen alle ongemakken en ontberingen, zijn zij gewetenloos genoeg om den eenzaam wonenden landverhuizer te berooven, zijn vee te dooden, en zijn zwaar geboomte te kappen en, tot vlotten gemaakt, weg te voeren. Niemand wage het hen te weêrstaan, want zij schroomen niet, zich door een kogel te wreken. Die mannen, onder den algemeenen naam van backwoodsmen of squatters bekend, en een schrik van de Westelijke Staten en van de westelijke grenzen der Noord-Amerikaansche Unie, zijn, in en na den afgeloopen zomer, in groote menigte naar Kalifornia getogen. Duizenden hunner vindt men thans, ten westen van de Sierra Nevada, met goudzoeken bezig. - Geene natie van Westelijk Europa levert mannen op, zoo uitstekend geschikt voor de goudgraverij, want bij onvermoeidheid in den arbeid, aangevuurd door het metaal dat zij opdelven of vergaderen, verduren zij ontberingen van gemak en voedsel, van welke de West-Europeërs zich geen denkbeeld kunnen vormen. Onder eenige zaamgevlochten boomtakken, brengen zij, gewikkeld in een wollen deken, den nacht door, hebbende de bloote aarde tot bed. Met herte-, eland- of ander vleesch, door hen in de open lucht gebraden, zonder eenige andere spijze of toebereiding, vergenoegen zij zich. Terwijl een Europeër, onder zoodanige levenswijze, moet bezwijken, gaan zij rustig voort, slechts hun eenig doel vervolgende, om goud te verzamelen. Zij zijn daarbij vlug van bevatting, en verzuimen geene kans op voordeel. Kunnen Engelschen, kunnen Franschen, Duitschers of Nederlanders, met zulke menschen wedijveren, om door goudwassching | |
[pagina 243]
| |
of goudgraving schatten te verzamelen? Wij twijfelen er aan. - Wel is de landstreek, ten noorden van de Sint-Franciscusbaai, ten oosten door het Sneeuwgebergte, en ten westen door den Oceaan bepaald, vrij uitgestrekt; maar het getal der Backwoodsmen is duizenden sterk, en de geheele streek is in een staat van volslagen wetteloosheid. Roof en moord worden door blanken en Indianen straffeloos gepleegd, en wat was ooit meer geschikt om booze driften gaande te maken, dan de zucht naar goud; dan het gezigt van goud! Aan vele onreine driften wordt, in die streken, op de ongebondenste en meest schaamtelooze wijze bot gevierd, en weldra zal de kreet der misdaden, ongestraft in dat land gepleegd, door Europa weergalmen. Geen wonder dat alles tot hooge, zelfs buitensporige prijzen verkocht wordt. Wat beteekent ééne once stofgoud, waar het zoo overvloedig is!? Een katoenen hemd wordt met de waarde van 6 Rx. betaald; eene flesch sterken drank met 20 tot 30 Rx.; voor schoenen, een strooijen hoed of andere benoodigdheden worden even zulke prijzen besteed. Wie goud heeft, en iets te koop vindt, dat hem aanstaat, betaalt wat er geëischt wordt. De Indianen besteden hunne winsten in kleederen tot opschik of in sterken drank; de anderen gaan zich bij voorkeur in den laatsten te buiten. Het krijgsvolk, dat te Monterey of te Sint-Franciscus zich bevond, heeft niet lang aan de verzoeking weerstand kunnen bieden. Al de soldaten zijn weggeloopen om door goudwassching rijk te worden, en men verzekert, dat onderscheidene officieren hunne manschappen gevolgd zijn. De manschappen der schepen, daar of te Bodega aangekomen, hebben evenzeer hunne bodems verlaten, om naar het gouddistrict te snellen. Met stofgoud beladen, zijn vele schepelingen aan boord teruggekomen, en daardoor zijn eenige bodems weder in staat geraakt om naar Mazatlan of Panama te vertrekken. - De bevelhebber van een Amerikaansch oorlogschip, te Sint-Franciscus aangekomen, moest zich haasten het anker weder te ligten, wilde hij niet uit gebrek aan manschap genoodzaakt zijn met de hem toevertrouwde kiel daar te blijven. Ook is er reeds een | |
[pagina 244]
| |
voorstel aan den President der Republiek, gedaan, om de soldaten en het scheepsvolk, naar de Kaliforniasche kusten bestemd, door eene aanzienlijke verhooging der maandgelden, van het goudzoeken af te houden. Sedert den aanvang van December, waren, in vier of vijf weken tijds, uit de oostelijke havens der Unie, meer dan zestig schepen naar Kalifornia onder zeil gegaan. Nog waren er vele bodems, die tot de reis rondom Kaap Hoorn naar het Goudland werden in gereedheid gebragt, zoo dat de scheepsvrachten te Nieuw-York en in de andere havens stijgende waren. Ook naar Chagres was de vaart zeer drok geworden, zoo van Nieuw-York als van Nieuw-Orleans. De officiéle berigten, naar Washington tot in December des afgeloopen jaars verzonden, overtreffen alles wat men tot daartoe omtrent het gouddistrict van Kalifornia gedroomd had. Het goud werd menigvuldiger, naarmate men verder en dieper in het Sneeuwgebergte doordrong. Men vond er niet alleen stofgoud, of schilfers, of korrels, zoo als in het rivierzand; maar, in de kloven en spleten der rotsen, vond men geheele stukjes en stukken gouds, somwijlen ook met andere bestanddeelen vermengd. Het waren stukken, een pond, ja tien pond, en zelfs, naar men zegt, hoe ongeloofelijk 't schijne, tot vier-en-twintig pond wegende. Niet slechts aan de westerhelling van de Sierra Nevada vertoonde zich het goud in dier voege. Wij mogen wel zeggen vertoonde, want de arbeid kon niet of naauwelijks goudgraven genoemd worden; aan mijngroeven of gangen behoeft men er niet te denken. Het goud wordt aan of even onder de oppervlakte der aardkorst gevonden; en men graaft veelal op twee of drie voet. Ook aan de oosterhelling van de bergketen moet overvloed van goud wezen, en in het slijk der Sint-Joachims-rivier moet het voorhanden zijn. Hoe ver oostwaards zal zich die goudbedding uitstrekken? Men weet het niet! Wien zou, op zoodanige berigten, als hij in of nabij zulk een Land is, het hoofd niet duizelen! Wie zou er niet door de goudkoorts worden aangetast! Men verhaalt van zeke- | |
[pagina 245]
| |
ren kapitein taylor, die voor 70,000 Rx. gegaard moet hebben. - Is het te verwonderen dat in de Vereenigde Staten, waar ieder, zonder onderscheid, den geldgod aanbidt, uit de fatsoenlijke standen, jonge mannen, en mannen van rijperen leeftijd, zich opmaken, om eene bedevaart naar het Goudland te doen. Officieren en magistraten verlaten hunne posten om naast ellendelingen uit alle gedeelten van Amerika - want ook Valparaiso en andere westelijke havens van Zuid-Amerika hebben hunne geluksridders daarheen gezonden - den grond om te woelen, en zich misschien daarna het verworven goud door booswichten weder te zien ontrooven. - Hoe menig hunner zal, als een andere tantalus, te midden van den rijkdom, in onvoldane of teleurgestelde gouddorst omkomen! Doch die overvloed van goud is nog niet alles. Tusschen Sint-Franciscus en Monterey zijn, volgens de berigten, ook kwikzilvermijnen ontdekt. Een Engelschman, alexander forbes, moet aldaar, in een tak van het Sneeuwgebergte, zoodanige mijn hebben ontgonnen, met behulp van mijnwerkers uit Mexiko. Zijne ovens, in werking zijnde, kunnen dagelijks eene groote hoeveelheid zuiver kwikzilver leveren. In Julij 1848 had forbes er een voorraad van 2500,½ Ned. ponden bijeen. Met toespeling op de Spaansche mijnen had hij de zijne Nieuw-Almaden genoemd.Ga naar voetnoot(*) - Ook nabij de Joachims-rivier moeten zich kwikzilvermijnen bevinden. - Wat daarvan zij, is echter nog onzeker. Kalifornia is nu eenmaal het wonderland; de algemeene aandacht is gespannen om er wat van te vernemen, zoo dat het wel niet twijfelachtig is, of velen zullen de algemeene nieuwsgierigheid - voor geestige schrijvers almede eene goudmijn - door verhalen, van allerlei aard, half gegrond en half verzonnen, trachten te bevredigen. Men wachte zich dus wel, aan alles wat er verhaald wordt een onbepaald geloof te schenken. | |
[pagina 246]
| |
IV.
| |
[pagina 247]
| |
aan die regeringloosheid, aan dien staat van woestheid, aan die miskenning van alle pligten der maatschappij in Kalifornia paal en perk te stellen. Dit moet gebeuren. Dan zal onder hen, die er heen gingen enkel om goud te rapen, zich van lieverlede ook, bij de behoefte, de zucht tot het uitoefenen van handwerken en landbouw ontwikkelen; de goudzoekers zullen meerdere gemakken erlangen, en velen zullen het spreekwoord: ubi bene, ibi patria, op Kalifornia toepassen. Menigerlei benoodigdheden zullen er dan bij voortduring kunnen gesleten worden. Uit China zal men thee, suiker, confituren en aardewerk aanvoeren, van Manilla sigaren en rijst, uit den Indischen Archipel koffij, suiker en specerijen. Zoo zullen de voortbrengselen uit Europa en Azia, in de Kaliforniasche havens regtstreeks aangebragt, elkander ontmoeten. De bevolking zal er vermeerderen en toenemen; maar ook het vertier zal in omvang winnen en de welvaart zal ontluiken. De westkust van Noord-Amerika zal met steden en dorpen overdekt worden, en de wildernissen zullen voor bebouwde landstreken plaats maken. Het voortbrengsel van Kalifornia is goud, eene algemeen gewilde koopwaar. Als handels-product heeft het zijne waarde, en geene andere koopwaar laat zich zoo gemakkelijk vervoeren. Hoe groot toch is de waarde van ééne teerling-el gouds! - De handelswaarde van het goud wordt bepaald door het gebruik dat er van wordt gemaakt, voor versierselen, huisraad en andere zaken; ook als middel van ruil en vertegenwoordiging van waarde. Nu meent men dat Amerika sedert de ontdekking, tot hiertoe, dooreengenomen, jaarlijks 15,000 Ned. ponden goud heeft geleverd. - In deze eeuw zijn de goudmijnen in het Ural- en Altaïsche gebergte ontdekt; deze leveren nu al eenige jaren het dubbeld van dat gewigt.Ga naar voetnoot(*) - Heeft niet die meerdere productie invloed op de waarde der delfstof uitgeoefend? Die invloed evenwel is tot heden gering; maar hierbij moet niet uit het oog worden verloren, dat het Russische Gouvernement zijn goud in de | |
[pagina 248]
| |
kelders van Peterhof wegbergt, en slechts van tijd tot tijd er zoo veel van in den wereldhandel overbrengt als het geschikt oordeelt voor de behoefte, zonder de markt te overvoeren. Met het goud van Kalifornia zal het geheel anders gaan. Zoo traag als het goud, uit de Russische mijnen, in den wereldhandel gebragt wordt, zoo snel zal het Kaliforniasche er in wegvloeijen, want het komt in handen van menschen, die er zich zoo spoedig mogelijk van zullen ontdoen, om er zich allerlei genietingen voor aan te schaffen. Wij gelooven, reeds nu gerustelijk te mogen aannemen, dat het goud, uit Amerika komende, tot eene vijfvoudige hoeveelheid zal klimmen, en dus tot 75,000 Ned. ponden zal toenemen. Ware goud de eenige metaalwaarde, dan komt het ons voor, dat die snelle vermeerdering als eene ramp zou zijn aan te merken. Doch men heeft daartoe ook het zilver, en de opbrengst der zilvermijnen zal jaarlijks op ten minste 600,000 Ned. ponden zijn te schatten. De metaalwaarde der voortbrengselen van landbouw en nijverheid zal derhalve niet zoo veel vermeerderen als de vermeerderde goudproductie zou kunnen doen vreezen. Doch reeds nu zijn in Kalifornia de zilveren muntspeciën in waarde gestegen, en het is, uit dien hoofde, te verwachten, dat elders in Amerika en in Europa, hoewel in geringere verhouding, het goud tegenover het zilver in waarde verminderen zal. Het eerste gevolg der Kaliforniasche goudraping zal wezen, dat er eene meerdere hoeveelheid van die delfstof in den wereldhandel geraakt, waaruit eene vermindering der waarde van het goud moet ontstaan. Dat zal de uitkomst zijn in al die landen van Europa, waar het goud niet, of althans niet uitsluitend, tot standerd der muntwaarde is aangenomen. Die vermindering van waarde kan zich evenwel slechts langzaam doen gevoelen. Bij eene gebeurtenis, zoo geheel eenig in de wereldgeschiedenis, moet men het eene onmogelijkheid achten, te voorspellen wat eigenlijk gebeuren zal. Wie toch kan weten, wanneer de gemakkelijke goudwasschingen en goudrapingen een einde zullen nemen? Gaat men echter na, dat - zoo als wij meenen te mogen gissen - de goudwassching | |
[pagina 249]
| |
in de Sacramento en de haar toevloeijende spruiten, tot nu toe op ongeveer 20 mijlen van hare vereeniging met de Sint-Joachims-rivier kan plaats hebben, dat derhalve eene lengte van nagenoeg 30 mijlen nog niet onderzocht is, dat de laatste 20 mijlen van hare bedding, tot aan hare uitwatering in de Sint-Franciscusbaai, eene diepte hebben van 12 tot 20 vadem, met eene breedte van een vierde tot meer dan eene halve mijl, dan moet men veronderstellen, dat die bedding van goud bevattend slib, om de moeijelijkheid der bewerking, nog jaren lang onaangeroerd zal blijven. Zal de bank, die in hare monding ligt, en, bij 12 à 15 vadem (naarmate van het saizoen) diepte aan binnenzijde, bij 3 à 5 vadem aan de buitenzijde, slechts van twee tot vier voet water heeft, bij eene uitgestrektheid van eene halve mijl, niet veel stofgoud bevatten? - Maar het gebergte-zelf, waar het goud, in stukjes van een once en zwaarder, als voor de hand ligt: tot hoe verre strekt zich dat uit? Wie kan het bepalen? Wanneer zal derhalve het keerpunt dáár zijn, dat het gouddistrict te eng wordt voor de fortuinzoekers? Evenmin is het tijdstip op te geven, wanneer de markt te Bodega, te Suttersfort, te Sint-Franciscus en te Hyearba-buena van benoodigdheden en koopwaren zal overvoerd wezen? Dáár kan ongetwijfeld, evenzeer als overal elders, de markt overvoerd worden. Zou men echter van wege die mogelijkheid geene handelsondernemingen naar zoodanige plaatsen moeten wagen, maar de handen in den schoot leggen? Dan zou immers alle handel moeten ophouden. Wij zijn uit dien hoofde van oordeel, dat de Nederlander van de goudontdekking in Kalifornia zeer wezentlijke voordeelen kan trekken. - Wat de goudgraverij aangaat: wij raden onze landgenooten ernstig af, zich daaraan te wagen. De Yankees in het algemeen, de Backwoodsmen in het bijzonder, kunnen de ongemakken en ontberingen, aan die goudgraving verbonden, veel ligter doorstaan dan de Nederlanders, die zoo spoedig, in de hun geheel vreemde luchtstreek, door gebrek aan het noodige zouden worden uitgeput, en door koortsen zouden worden weggeraapt. Bovendien zouden er de Nederlanders altijd in geringen getale zijn, tegen- | |
[pagina 250]
| |
over de Engelsch en Spaansch sprekende Amerikanen. Zullen die Amerikanen niet dien grond als hun eigendom beschouwen, en zullen zij de vreemde indringers dulden? Van hoe vele kanten zou de Nederlander niet bloot staan aan belaging, plundering en moord, wanneer hij in zijne goudwassching of goudgraving mogt geslaagd zijn. - Zelfs bij de gunstigste uitkomst is zoodanig onderwinden voor een Nederlander allerhagchelijkst. Iets geheel anders is het voor hem, die zou wenschen als handwerksman daarheen te gaan. Het is te berekenen dat de timmerman, de zadelmaker, de smid, de schoen- en kleermaker er bezigheden en ruime verdiensten zullen vinden, mits zij zich niet tot goudgraverij laten verleiden. Misschien kunnen er eenige weinige heelmeesters en artsen ook een ruim bestaan hebben, ingevalle zij van eene kleine apotheek zijn voorzien, en in staat om hunne geneesmiddelen zelf gereed te maken. Naar ons gevoelen lokken de havens van Kalifornia vooral den Nederlander ten handel uit. Hij zal in dat geval de havens van Zuid-Amerika: Valparaiso, Arika, Arequipa, Kallao, Guayaquil enz., thans door hem zoo schaars bezocht, beter leeren kennen, en van de handelsvoordeelen, welke zij aanbieden, gebruik kunnen maken. Hij zal van Sint-Franciscus of van Monterey, naar tijd en gelegenheid, den Oceaan kunnen oversteken, om van Manilla sigaren, van Menado koffij, kakao en specerijen te halen; zoo kan hij die nieuwe vrijhaven van Celebes, met de westkust van Amerika in betrekking brengen, en wederkeerig handelsverkeer tusschen den Indischen Archipel en Amerika openen. Men zou zelfs, van Nederland uit, langs de Kaap de Goede Hoop, over Batavia en Menado, een togt door den Stillen Oceaan naar de Sint-Franciscusbaai kunnen ondernemen. Zie daar eenige wenken. Zij zijn niets meer dan wenken en kunnen niets meer zijn. De opnoeming van eenige handelsvoorwerpen, in Kalifornia gewild, zal hier waarschijnlijk niet geheel te onpas wezen. Menigerlei soort van leeftogt, als tarwemeel, en maïsmeel in vaatjes, rijst, erwten, boonen, gerookt vleesch | |
[pagina 251]
| |
en spek behooren tot de onmisbaarste behoeften der goudgravers; doch wij zullen het daarvoor mogen houden, dat zij er van kunnen voorzien worden uit de Noord-Amerikaansche Unie en uit de westelijke havens van Zuid-Amerika. Uit Europa zullen aangebragt kunnen worden velerlei ijzerwaren en ijzeren gereedschappen, spaden, houweelen, messen en dergelijke. IJzeren ketels van verschillende grootte, (koperen ketels zijn er niet gewild). Toestellen voor goudwassching en goudzuivering, die het gemakkelijkst te behandelen en te vervoeren zijn, verdienen de voorkeur. Keukengereedschap, glazen, borden en dergelijke. Velerlei soorten van bereid leder en lederwerk, als: paardetuigen en zadels, vooral schoenen en laarzen. Manshoeden, en allerlei kleedingstukken van wol en katoen; wollen dekens, en de vierkante wollen mantel (poncho) met levendige kleuren in dwarsstrepen, en in het midden eene opening om het hoofd door te steken. Fijne en grove zak- en halsdoeken; katoenen hemden; mouselinen shawls of écharpes, smal en lang; effen en gestikte mouselinen, sitsen, vooral in levendige, tegen elkander afstekende kleuren; bontgekleurde zijden linten; stroohoeden; zijden schoenen en kousen voor vrouwen. Geweren en buskruid, grof linnen, zeildoek, bombazijn; wijnen, sterke dranken, ook zoete likeuren. Nog zou het aan te bevelen zijn, mede te nemen, houten raamwerk tot het opzetten van kleine houten huizen, met goedgeschaafde planken, in dier voege, dat zoodanige woningen gemakkelijk in elkander gezet, bevloerd, en van een houten dak voorzien kunnen worden. De wijze van bereiding van dat houtwerk, voor zoodanige reis, leze men in de Memorie van den Heer l.a. van meerten, voorkomende in het XIIde Deel van het Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, Stuk II, uitgegeven in het jaar 1848. In de eerste dagen van het tegenwoordige jaar werd het, door de tijdingen van de helft van December te voren, van Nieuw-York aangebragt, buiten allen twijfel gesteld, dat in Kalifornia het goud in grooten overvloed werd gevonden. In Nederland maakte aanvankelijk het Algemeen Handelsblad van den 10 Januarij de Natie opmerkzaam op deze ge- | |
[pagina 252]
| |
beurtenis, en weldra werd er gesproken van het oprigten eener Maatschappij van handel op Kalifornia te Amsterdam, alsmede te Zwolle; er werd aangekondigd, dat schepen tot dien handel in de vaart zouden worden gebragt te Amsterdam, te Rotterdam en ook elders. Mannen boden zich aan als super-carga's en anderzins, om eene reis naar Kalifornia te ondernemen. - Wat is van dat alles tot op dezen oogenblik geworden? Wat zal er verder van worden? - Wij laten dat over aan den handelsgeest en de ondernemingzucht onzer landgenooten, die met den handel zijn vertrouwd; maar wij houden ons overtuigd, dat zoodanige ondernemingen, met oordeel geleid en bestierd, ten voordeele der ondernemers en tot bevordering der welvaart van de Natie zullen uitloopen.
15 Februarij 1849. | |
Bijvoegsel.
| |
[pagina 253]
| |
oostzijde der landëngte van Panama. Niet onwaarschijnlijk is er reeds eene stoomboot aangelegd van Nieuw-York naar Chagres, en zal de overtogt van de landëngte meer gemakken aanbieden dan drie maanden geleden. De landreis van Chagres naar Panama, is niet zonder moeijelijkheden, doch tegenwoordig veilig.Ga naar voetnoot(*) Dat er van Panama bereids stoombooten in de vaart zijn gebragt, gelooven wij niet; maar te Panama scheep gaande, bezoekt men de havens van Realejo, Akapulko en Mazatlan, om, na Sint-Diego te hebben aangedaan, Sint-Franciscus of Bodega, het doel der reize, te bereiken. Wij meenen dat die reis, binnen twee maanden tijds, voor eene som van 400 tot 450 Rx. kan worden gedaan. - De reisweg zou merkelijk verkort kunnen worden, wanneer men van Nieuw-York ging naar Vera-Cruz, eene fraaije stad met veel handel; doch de landtogt van daar naar Akapulko is moeijelijk en gevaarlijk, en schijnt uit dien hoofde de reizigers af te schrikken. - Van Nieuw-York kan men ook met spoorwegen en stoombooten, langs de Potowmak en den Ohio, naar Sint-Louis reizen, of over het meer Erie naar de Maumeebaai of Sandusky, van daar langs den spoorweg naar Cincinnati, en verder op den Ohio naar Sint-Louis. Van die volkrijke stad naar Nieuw-Orleans afgezakt, heeft men eene zeer korte reis naar Vera-Cruz. Er is nog een geheel andere reisweg. - Men zou van Nieuw-York, of liever van Sint-Louis, eene goedkoopere, maar moeijelijker en langduriger reis maken, wanneer men, de Missouri tot aan de Platte-rivier, of zoo ver mogelijk, met eene stoomboot opgevaren zijnde, verder op of langs de | |
[pagina 254]
| |
Platte-rivier de reis westwaards vervolgt, tot aan het Rotsgebergte, om, langs een der passen van die keten, de bronnen van de Platte-rivier, de Arkansas, en de groote Mexikaansche rivier, noordelijk voorbij te trekken, het meer van Timpanagos te bereiken, en zoo door een der kloven van het Sneeuwgebergte in Kalifornia door te dringen. Daar omstreeks en aan de oostzijde van het gouddistrict zijn waarschijnlijk nog geene of weinig goudzoekers; maar zoo lang men de westerhelling van dat gebergte niet bereikt heeft, is men verre van alle aanvoeren die ter zee naar Kalifornia komen. |
|