Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849

[p. 184]

Puntdichten,
door W. Schepers.

Drie namen: orleans, bourbon, napoleon,

Zich beurtlings heffende aan den trans,

Bestralen Frankrijk met hun' glans:

Zoo rijst met elken dag voor de aarde een nieuwe zon.

Aan Fransche plunderzucht, in dolle woede aan 't blaken,

Die gansch Euroop dreigt arm te maken,

Strekt Californië, waar 't goud voor 't rapen ligt,

Ter goeder uur tot tegenwigt.

Zoo de liefde tot den naaste bij den mensch niet moog versterken,
Liefde tot het goed des naasten laat zich des te klaarder merken.

Spilt god sileen den brandewijn

Met stroomen niet in onze dagen?

Wie kan dan nog onzeker vragen,

Of wel de stem des volks de stem eens gods zou zijn?

Is op gesprekken en geschriften staat te maken,

Geen eeuw was rijk als de onze in mannen van verstand,

Ervaren in bestuur; - wel niet van eigen zaken,

Neen, in bestuur van stad en land.

Hoorde elk sinds lang niet louws bedrijvigheid verkonden?

Noch dag noch nacht gunt zijn bemoeiziek hoofd zich rust:

Zoodat, wierd niet in 't graf zijn levenslamp gebluscht,

Thans de eeuwigdurende beweging waar' gevonden.