Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 714]
| |
stijl is zuiver, vol en vloeijend en zonder opschik van nieuwerwetsche of, wil men, ouderwetsche woordvoegingen en phrasen, waarmede sommige Auteurs thans hun werk illustreren. Men leest goed, deugdelijk Hollandsch, zoo als men het thans spreekt en verstaat. Van de vijf schetsen of beelden, die ons hier aangeboden worden, is het eerste, In den zomer op het land, op verre na het minste niet. De teekening is bevallig en natuurlijk, vol gevoel en zonder overdrijving. De beschrijving van den huwelijksdag der verliefden is plastisch en schilderachtig. Ook het tweede stukje, Jan ballast, heeft veel verdienste, ofschoon het beneden het eerste staat. In den aanvang vooral waagt zich de Schrijver op een terrein, dat niet het zijne is. Hij poogt hier meer geestig dan gevoelig, meer grappig dan roerend te zijn, en daarin ligt minder zijne sterkte. Het derde stukje, Oude Jacob, is weer regt in zijn trant: fiks geteekend, indrukmakend en goed volgehouden. Het vierde schetsje, jeugdige liefde, komt ons te overdreven en te romantisch voor, ofschoon er alweder veel waarheid in de schildering zijn moge, maar vooral het laatste tafereeltje, de Alleenloopers getiteld, is te fantastisch en te onwaarschijnlijk om voor eene ‘Schets uit het leven’ te kunnen doorgaan. Wij dingen echter niets af op den lof, waarmede wij aangevangen zijn. De Auteur weet de pen te voeren. Hij is duidelijk zonder oppervlakkigheid en zinrijk zonder duisterheid; hij vertelt onderhoudend en leerzaam en drukt zich, zonder gemaaktheid, met een hem eigen gemak en bevalligheid uit. Ware Recensent de Redacteur van een onzer pracht-almanakken, hij klampte zeker den Heer a.g. bruinses aan boord. Alle deze opstellen zouden sieraden in onze fraaije Jaarboekjes zijn. |
|