weerd worden door degelijke voortbrengselen van onze eigen letterkunde. Inzonderheid moet dat gezegd worden van de romantische litteratuur, die van dag tot dag meer gezocht wordt. Onberekenbaar groot is de invloed van die lectuur op het volkskarakter. Romans worden gelezen door menschen van alle standen, van elken leeftijd. Jongelieden vooral vormen zich gaarne naar een romanheld of heldin; in hunne denkbeelden laten zij zich ligtelijk door zulk een gefingeerde persoon leiden, in leven en handelwijze kiezen zij die veelal tot gids. Een heilige pligt rust daarom op onze vaderlandsche belletristen om niet te karig te zijn met de voortbrengselen hunner pen, maar integendeel den geest van ons publiek te vormen, te leiden, te verbeteren, te veredelen. Zij kunnen dat doen door historische tafereelen of door schetsen uit het maatschappelijk en huiselijk leven. Veel zijn wij in dit opzigt verpligt aan onzen voortreffelijken van lennep, aan den Schrijver van het Slot Loevestein en de Schaapherder, aan de rijkbegaafde Schrijfster toussaint, aan de zachte pen van Jufvr. hasebroek, aan den lieven schrijftrant van maria henriette l...., veel echter ook aan bosdijk. Deze
laatste is weder, door het voor ons liggende werk achter de schermen, op den voorgrond getreden. Het is een verhaal uit den laatsten tijd, dat voornamelijk betrekking heeft op den windhandel in effecten, welks rampzalige gevolgen, in het onvergetelijke jaar 1848, op nieuw, tot zoo veler ongeluk, zijn aan het licht gekomen. Te gelijk met den schandelijken speculatiegeest schetst hij ook den woekergeest, die beiden helaas! onzen ouden, soliden, braven koopmansgeest verdringen. De Schrijver doet het door te grijpen in het dagelijksch leven, door den lezer te leiden in de woningen en vriendenkringen van aanzienlijke speculanten. Bosdijk toont ook weder in dit werk, den conversatietoon zeer goed te vatten, en dien natuurlijk en boeijend na te volgen. De intrigue echter is al te romantisch en wel eens een weinig stuitend voor het gevoel, zoo als, b.v. de mededeeling van lannoi. Mogen onze Schrijvers toch niet vergeten, dat het doel van hun schrijven zijn moet niet alleen te vermaken, maar ook reine, hartverheffende gewaarwordingen op te wekken, en dat dit niet beter geschieden kan dan door den lezers in gekuischte taal waren zieleadel te schetsen. Verheffing van stijl en treffende beelden vinden wij in dezen roman niet, maar de stijl is vloei-