Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEen woord op de Antikritiek van den Heer Alberdingk Thijm, in No. XIII van dit Tijdschrift.De Heer a.t. had bij een der dichtstukken in zijnen bundel Palet en Harp eene breede geschiedkundige toelichting of excursusGa naar voetnoot(*) geschreven en afzonderlijk uitgegeven, (40 bladz.). Om een verslag van dit stukje voor dit Tijdschrift gevraagd zijnde, had ik, in No. XI, bl. 488 en v., den staat der behandelde quaestie en het gevoelen van den Heer a.t. kortelijk opgegeven, en op twee bladzijden druks, in een zestal aanmerkingen, eenige bedenkingen geopperd, zoo wel aangaande het oude Charter-zelf, als over hetgeen de Heer a.t. er uit wilde afleiden. Tegen deze twee bladzijden gaf de Heer a.t., in No. XIII, bl. 588-596, eene Antikritiek van ruim negen bladzijden; deels tot weêrlegging mijner aanmerkingen, deels tot nader aandrang van zijn gevoelen. Hij spreekt aldaar (bl. 588): ‘als hadde de lezer het historisch debat over het Charter van Koning karel tot op dat oogenblik toe gevolgd.’ Dit zoude ik even zeer moeten eischen van de lezers eener beantwoording dier antikritiek, wanneer ik deze op den voet wilde | |
[pagina 644]
| |
nagaan en opgeven, welke mijner aanmerkingen ik, na des Hn. a.t. antwoord, kon laten vallen (of dahin gestellt seyn lassen) - of wáár ik achtte dat de Heer a.t. mij verkeerd begrepen, of niet genoegzaam wederlegd had, of uit zijn eenmaal geëpouseerd Charter was blijven afleiden, wat het in geen geval behelsde. Maar hiertoe zou ik dan ook die redeneeringen zelve des Hn. a.t. moeten vermelden - en alzoo zou mijne beantwoording welligt dubbel zoo groot worden als de zijne (de evenredigheid van 9 tot 2 is nog veel sterker) - en dan zou de Heer a.t. recht hebben tot eene dupliek, die alweêr naar evenredigheid uitgebreider zou kunnen worden dan mijne repliek.Ga naar voetnoot(*) En indien dan al de Redactie van dit Tijdschrift ons daartoe telkens de plaats wilde inruimen, zouden zeker van de vijftig lezers niet wel één telkens de betrekkelijke maandnummers kunnen of willen bijeenbrengen en voorts de quaestie oordeelkundig nagaan. Dus neme ik de vrijheid, den Heer a.t. en de genen die belang stellen in het Charter in quaestie, en wat door den Heer a.t. daarover geschreven is, te verwijzen tot hetgeen ik bezig ben te bearbeiden ter aanvulling mijner Bijvoegselen tot bilderdijks Geschiedenis des Vaderlands. Voor zijne dupliek zal (b.v.) het verdienstelijk Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift van den Heer i.a. nijhoff een geschikt terrein opleveren. Inmiddels verlang ik mij met den Heer a.t. te verstendigen en aan hem aan te sluiten over een ander onderwerp, dat mij, en denkelijk ook hem, veel nader aan het harte gaat dan die oude Giftbrief van Koning karel de Eenvoudige: - het instandhouden der Nederlandsche monumenten!
L. 23 October, 1849.
|
|