| |
A. Ziegler. Reis door de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Met vignet, plaat en Kaarten. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. 1849. In gr. 8vo. VIII en 296 bl. f 3 - :
Een sierlijk uiterlijk beveelt dit werk aan. Helder papier en eene zuivere letter veraangenamen de lezing; de gesteendrukte titel geeft een fraai gezigt op de uitgestrekte stad Nieuw-Orleans, langs den bogtigen oever van den Mississippi gelegen, en de plaat levert een gezigt op van het fraaije park en het stadhuis van Nieuw-York, dat in een grootschen stijl is gebouwd. De platte grond van Nieuw-York, met de Hudsons- en Oostrivier, benevens het daar tegenover liggende Brooklijn, doet namen ontmoeten, door onze voorvaderen aan eenige stadsgedeelten gegeven. Op de kaart, die het ons gemakkelijker maakt, den reiziger op zijne togten te volgen, ontbreken echter eenige namen en spoorwegen, die wij er gaarne op zouden gezien hebben.
De reiziger, een Duitscher, die den 20 Mei 1846 uit Bre- | |
| |
merhaven naar Nieuw-York is scheep gegaan, en ongeveer een jaar in de Vereenigde Staten heeft doorgebragt, is met een opmerkzamen geest begaafd, en verhaalt op onderhoudende wijze en in humoristischen trant, zonder de kieschheid of welvoeglijkheid te kwetsen, of zich in idéalistische of socialistische dweeperijen of droomerijen te verliezen.
Wie het boek in de hand neemt, zal het met genoegen lezen, eene heldere inzigt krijgen in het algemeen karakter der Noord-Amerikanen, en menig nuttige wenk ontvangen over de manier van reizen in hun land. Hij zal zien, dat de spreuk van benjamin franklin: help yourself nog altijd die is van zijne landgenooten. Mogt hem de lust bekruipen om, even als ziegler, dat land van werkzaamheid te gaan bezoeken, dan leert hem de reiziger dat hij, om in Noord-Amerika zijn geld voor een maaltijd niet weg te werpen, en niet onverzadigd van tafel te komen, zich bekwamen moet om even als zij te eten, dat wil zeggen: het opgedragene in te zwelgen. Nog minder gemakkelijk is 't, zich te moeten gewennen, op stoombooten en in logementen, aan de beet van een insect, hetwelk in ons Vaderland zeldzaam en in grooten afschuw is.
Wil men eens hooren hoe het in Noord-Amerika in de groote logementen toegaat? ‘Al de maaltijden hebben gemeenschappelijk plaats. Ten 7 of 8 uur des morgens begeeft men zich naar de gemeenschappelijke eetzaal. Hier wordt het ontbijt, bestaande uit koffij, thee, onderscheidene vleeschgeregten, visch, eijeren, indian corn- en buck-wheat-cake (koeken van maïs of boekweit), door de zwarte knechts zoo heet mogelijk rondgediend, en door de gasten verslonden. Tusschen 1 en 2 ure heeft het middagmaal, volgens Engelsch gebruik, zonder dames, plaats. De spijskaarten, die iederen dag op nieuw gedrukt worden, geven den hongerigen vreemdeling te kennen, wat hij te wachten heeft; hij kan naar welgevallen kiezen, want de geregten worden allen te gelijk op tafel gezet, en bestaan doorgaans uit slechte soep, allerlei uitmuntend gebraad, weinig groenten en ten slotte een heirleger van pies (taarten, pasteijen), de laatsten voor een gedeelte als dessert. Het avondeten bestaat uit thee, boter, kaas, oesters, rookvleesch, ham, ananas en meloenen.’ - ‘De kamer dient alleen om te slapen, en men vindt er niets dan een ruim en gemakkelijk bed, een waschtafeltje, een stoel of wat, en een grooten spuwbak. Tot alle andere bezigheden heeft men bijzondere lokalen, zoo als één om te schrijven, één spreekver- | |
| |
trek’ enz. - ‘De table d'hôte in de Vereenigde Staten, behalve misschien in enkele hôtels van den eersten rang, levert voor onderhoud en gezelligheid volstrekt geen veld op, dewijl het bij de Amerikanen gebruikelijke snel-eten en niet kaauwen der spijzen den vreemdeling noodzaakt, al zijne opmerkzaamheid op de bevrediging van zijne maag te vestigen, en te wedijveren met zijne Amerikaansche tafelburen, die uit het eten eene bezigheid, en wel eene niet zeer aangename maken.
Ook is het bovenmatig kruiden der spijzen, inzonderheid met peper en suiker, geenszins geschikt, den eetlust te prikkelen, of een grondig spijsonderzoek wenschelijk te maken.’
De Heer ziegler doorkruist de Unie in verschillende rigtingen, bezoekt Philadelphia, Baltimore, Washington, Boston, de fabriekstad Lowelle, de akademiestad Cambridge, Albany, Buffalo, het meer Erie, de watervallen van den Niagara, Staat Michigan, Staat Wisconsin, Cincinnati met de uitgebreide varkensslagterij, Nieuw-Orleans met hare slavenmarkten enz. Geestige aanmerkingen, en juiste beschouwingen wisselen met zijne reisavonturen af; zoodat het werk onderhoudend is en ons tevens bekend maakt met de zeden en gewoonten der Amerikanen, zoo wel als met de lotgevallen der landverhuizers, welke laatste veelal op geene uitlokkende wijze worden afgeschilderd.
Over het geheel is eene partijdige vooringenomenheid met den Yankee hier en daar in het reisverhaal doorstralende. - Na b.v. iets te hebben vernomen van hen die alleen van de jagt leven, waarbij zij met allerlei ontberingen en verdrietelijkheden hebben te kampen; menschen, bij wie alleen de liefhebberij en hartstogt voor de jagt, somwijlen ook de neiging tot ongebondenheid en volkomen vrijheid, de keuze van dit beroep kan verklaren, ‘daar de jagt anders eene ondankbare en alles behalve voordeelige kostwinning is,’ wordt iets verder van de squatters van het westen gesproken en deze genoemd: half horse and half alligator (half paard en half krokodil). Eene beschrijving dier squatters volgt op bl. 223 en 224, doch ze is veel te gunstig. Wij stemmen toe, dat deze Nimrods, squatters of backwoodsmen, zoo als ze elders genoemd worden, ‘zeer veel bijdragen om nederzettingen in het westen van Noord-Amerika gemakkelijk te maken,’ maar niet zelden strekken zij de Europesche landverhuizers tot
| |
| |
een grooten overlast en maken zich bij dezen door hunne daden gevreesd.
In weerwil dier vooringenomenheid moeten wij bekennen dat er plaatsen zijn, waar onze Duitsche reiziger ook de keerzijde van den penning zijnen lezers te aanschouwen geeft. Zoo erkent hij, onder anderen, dat de laatste bloedige krijg van 1835 tegen de Indianen van Florida ‘niet geschikt is om een gunstig licht op de Amerikanen te werpen.’ ‘Na den afstand van Florida door Spanje, sloot de Amerikaansche regering met de Seminolen en Florida-Indianen in 1823 een verdrag,’ - heet het op bl. 192, - ‘volgens hetwelk zij, na verloop van 20 jaren, derhalve in 1843, het land zouden verlaten en westelijk trekken. De Amerikaansche regering verbond zich daarentegen, om hun de nu ingenomen landstreek van vijf millioen acres in Florida te verzekeren, hun schavergoeding in geld te bezorgen, en ook te beschermen, wanneer men hun in hunne regten mogt willen te kort doen. Het duurde niet lang, of dit laatste gebeurde: ongestraft werd door slaven en runderdieren den Seminolen groote schade berokkend. Hierdoor kwam het van onaangename woorden tot dadelijkheden, en van deze tot bloedige wraak. De Indianen, met hun groot-opperhoofd mic-inopah smeekten om bescherming, verkregen die niet, maar ontvingen integendeel last om nog vóór den afloop van den in het tractaat bepaalden tijd, het land te verlaten. Na vele vruchtelooze onderhandelingen brak de hevige oorlog uit. Deze werd verscheiden jaren met groote verbittering voortgezet. Verraad en schurkerij, zoo als onder anderen bij de gevangenneming van het opperhoofd asseola, hadden plaats, tot eindelijk, na vele bloedige verliezen, de Seminolen moesten onderdoen.’
Over het Pensylvanische en Auburnsche gevangenstelsel, over de fabriekarbeidsters, die, van het platte land gekomen, te gelijk eene beschaafde opvoeding erlangen, door zedelijkheid en gezondheid zich onderscheiden, en na eenige jaren weder naar hare ouders terugkeeren, om brave huismoeders te worden; over de Locofocoos en de whigs, en over zoo menige andere wetenswaardige zaken, verwijzen wij den lezer naar het werk-zelf. - Over des Schrijvers stijl en over de ongedwongen vertaling, - want, hoewel 't niet op den titel vermeld is, houden wij de ‘Reis door de Ver- | |
| |
eenigde Staten’ voor eene vertaling - heeft de lezer reeds kunnen oordeelen. Wij willen echter daarvan ten slotte nog eene kleine proeve geven, waaruit tevens de zorgeloosheid, ja de roekeloosheid der Amerikanen, bij het vervoer van reizigers met hunne stoombooten, kan blijken.
‘Nergens op de wereld (bladz. 231) kan men goedkooper reizen, maar ook nergens schielijker in de lucht vliegen of verdrinken, dan op de stoombooten der westelijke rivieren van Noord-Amerika. Wanneer men op den afstand van Galena tot St. Louis, die 457 mijlen bedraagt, voor de plaats, met eten en bed, gewoonlijk vijf dollars betaalt, zal iedereen dit zeer goedkoop moeten vinden. Daar echter, toen wij er ons bevonden, de waterstand van den Mississipi zeer laag was, en daardoor onder de stoombooten slechts geringe concurrentie kon plaats hebben (er loopen gewoonlijk 400 stoombooten op den Missisipi) zoo betaalden wij elf dollars, doch hadden daarvoor ook het pleizier van zeven dagen op het water te drijven, en dikwijls met den grond en de rotsen kennis te maken. De jaarlijks in groot aantal te gronde gaande of door het springen van den stoomketel in de lucht vliegende stoombooten op den Missisipi, waarbij dikwijls honderden van menschen eenen ellendigen dood sterven, leveren een toereikend bewijs van de onverantwoordelijke ligtzinnigheid der Amerikanen. - Wel had ik veel over de ongelukken op den Missisipi gelezen, maar ik hield het verhaalde meestal voor zeer overdreven; datgene echter wat ik met eigene oogen zag, of van geloofwaardige menschen hoorde, overtuigde mij van de waarheid dier beschrijvingen. Men kan zich geen denkbeeld maken van de zorgeloosheid en onverschilligheid, waarmede, door de Amerikanen, een schip bestuurd wordt. Bijna schijnt het, alsof die zorgeloosheid, en evenzoo de reiswoede, door de dagelijks plaats hebbende ongelukken nog meer wordt aangevuurd.’
Aan lezers zal het deze Reis wel niet ontbreken.
L.
|
|