in eenig hooger Kerkbestuur, of plaatsing in eene onzer meest aanzienlijke gemeenten hem daartoe kon opwekken; maar toont desniettemin op elke bladzijde van zijn geschrift, hoe zeer hem het heil der Kerk ter harte gaat en wat heldere denkbeelden hij bezit aangaande hare belangen en hetgeen tot haren vrede dient. Uitgaande van het veelbesproken 5de artikel van het ontworpen gerevideerd Algemeen Reglement, zoekt hij eerst aan te wijzen, hoe onregtmatig de aangeheven klagten zijn, alsof dat Art. ten doel had, de oude grondslagen der Kerk te ondermijnen en weg te graven. Hij doet dat op ernstigen, gemoedelijken toon, met kennis van zaken, en openbaart daarbij eene Evangelische liberaliteit, die ons achting inboezemt. Soms echter zijn zijne woorden bewegelijk genoeg, en wordt hij, door de zucht om den vrede te bevorderen, te uitvoerig in zijne redenering. En als hij daarna met eene nieuwe redactie van dat Art., dat hem niet in allen deele bevredigt, te voorschijn treedt, dan gelooven wij niet, dat het hem gelukt is, om allen, al stemmen zij overigens met zijne denkwijze in, volkomen te bevredigen. Wij althans zouden nog al zwarigheid maken, om in het Nieuwe Reglement de volgende bepaling woordelijk op te nemen: ‘Het hoofddoel van allen, die in eenig Kerkbestuur zitting hebben, moet zijn: handhaving en aanbeveling van de belijdenis des Christelijken geloofs naar het Evangelie van jezus christus, den Zone Gods. Als zuivere keubron en vaste regel voor die belijdenis worden de Heilige Schriften aangenomen. Wat overeenkomstig de Heilige Schriften en die Christelijke belijdenis in onze Hervormde Kerk is of in het leven geroepen wordt, behoort in achting gehouden en, zoo veel doenlijk, aangewend te worden tot de bevestiging onder ons Genootschap van de eenparige gemeenschap in jezus christus.’ Het zou ons te lang ophouden, indien wij al onze aanmerkingen hierop wilden mededeelen. Genoeg, dat wij, zonder
miskenning van de historische grondslagen onzer Hervormde Kerk in de aangenomen Formulieren van eenigheid, het hoog en geheel éénig gezag van Gods Woord, in de Schrift vervat, nog duidelijker op den voorgrond zouden plaatsen, en het hoofddoel van allen, die in eenig Kerkbestuur zitting hebben, zouden achten daarin gelegen te zijn, dat de gemeente opwasse in de kennisse en genade van onzen Heere jezus christus. Dit neemt echter niet weg, dat wij dit boeksken met volle ruimte aanbevelen