Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijJhr. F.V.A. Ridder de Stuers. Gedenkschrift van den oorlog op Java van 1825 tot 1830. Uit het Fransch vertaald door H.M. Lange, Lieut.-Kolonel bij het Leger in Nederlandsch Indië, Ridder van de Militaire Willemsorde 4de Klasse. Met Portretten en eene Kaart van het Oorlogstooneel op Java, van 1825-1830, door H.M. Lange. Te Amsterdam, bij J. Muller. In gr. 8vo. XXIV en 328 bl. f 4-60.De uitgave van dit werk heeft, in meer dan een opzigt, vertraging ondervonden; eene vertraging, van welke door den uitgever geen rekenschap wordt gegeven. Het ‘berigt van | |
[pagina 523]
| |
den Vertaler’ toch, is gedagteekend: ‘Batavia, Februarij 1841,’ en op het titelbad staat, als jaartal der uitgave, 1847; evenwel is het boekdeel eerst in den zomer van het vorige jaar verkrijgbaar gesteld. - Wij hebben het noodig geacht, deze woorden vooraf te laten gaan, ten einde het niet zoude schijnen als of wij de aankondiging van dit belangrijk werk zoo uiterst lang hadden vertraagd. Evenwel zou zulk eene vertraging mogelijk wezen, want er komen tegenwoordig zeer vele geschriften van den dag uit, waarvan de aankondiging spoed vordert, zal niet de belangstelling zijn voorbijgegaan, nog eer het verslag is afgedrukt. En toch, hoe veel boekskens, in haast geschreven, met niet minder haast gedrukt, komen in den handel, wanneer de zaak, die er in besproken wordt, reeds voorbijgegaan, en als verouderd is. Na zoo vele vlugschriften te hebben doorgeworsteld, doet het ons goed een werk in handen te krijgen, geschreven in zoo bezadigden toon, en in zoo gekuischten stijl, over gebeurtenissen, die, ofschoon reeds eenige jaren geleden, ons tot ernstig nadenken opwekken. Van dien aard is het werk, dat den Nederlander, die zoo gaarne wikt en weegt, alvorens hij oordeelt en handelt, tot de bedaarde overweging roept, over oorzaken en gevolgen van daden en handelingen, die duizende menschenlevens en millioenen schats hebben gekost. Bij het geschiedboek vooral, dat wij nu behandelen, komt het te pas, te vragen: waartoe worden feiten te boek gesteld, in alle hunne omstandigheden toegelicht, en in hun verband nagespoord, wanneer het niet is om gebeurde zaken tot leering te bewaren, tot waarschuwing te doen dienen, en daaruit lessen te putten voor de toekomst. Van groot gewigt derhalve is deze vertaling van den Heer lange in het tegenwoordig oogenblik, nu eene levensvraag omtrent Java bij het publiek in behandeling is. De eigenlijke Schrijver van dit werk, Jhr. f.v.a. Ridder de stuers, thans Generaal-Majoor, in den oorlog van 1825-1830 op Java, Adjudant van den Generaal en Chef merkus de kock, heeft dien geheelen oorlog meêgemaakt, welligt om dat de Generaal-zelf, alhoewel, na een tienjarig verblijf in Indië, en den roemrijken krijgstogt naar Palembang, verlof hebbende ontvangen om te repatriëren, door tusschenkomende omstandigheden telkens is verhinderd ge- | |
[pagina 524]
| |
worden, het opperbevel over den oorlog tegen diepo negoro aan den daartoe gedesigneerden Hoofd-Officier over te geven, en in dier voege het geluk gehad heeft dien oorlog even roemvol te eindigen als Z. Excell. dien had gevoerd. Wie was dus beter in staat om een krijgs- en geschiedkundig overzigt van den oorlog op Java te geven, dan juist de Heer de stuers! Dit geschiedde, doch dewijl evenzeer Zuid-Nederlandsche als Noord-Nederlandsche Officieren en militairen in dien oorlog hun bloed hadden vergoten, schreef de Heer de stuers in het Fransch, en gaf, onder den titel van Mémoires sur la guerre de Java, de 1825 à 1830, zijnen arbeid uit in het jaar 1833. Met evenveel gemak en sierlijkheid als de toenmalige Majoor de stuers in het Fransch schreef, met evenveel bekwaamheid toonde Z.E.G. de teekenpen te behandelen, met naar het leven te teekenen de portretten van de drie hoofdmuiters: diepo negoro, kiaymodjo en prawiro-dirdjo gezegd sentot, zonder nog te gewagen van de uitvoerige kaart van het oorlogstooneel door denzelfden Heer te zamen gesteld, en tot verduidelijking bij het werk gevoegd. Was reeds de uitgave in het Fransch een beletsel voor dit Gedenkschrift om zoo algemeen in Nederland gelezen te worden als het verdiende, nog grooter beletsel lag in de duurte, als vormende een fraai kwarto boekdeel, en zijnde de aanschaffing boven het bereik van de meeste officieren. Het nut eener vertaling werd dus spoedig ingezien, doch opgevolgde bezigheden hier te Lande, en daarop een andermalig vertrek naar Indië, lieten den Schrijver niet toe daartoe zelf de hand aan het werk te slaan. Intusschen werd door den Kolonel nahuys (Baron nahuys van burgst) in 1835 uitgegeven eene Verzameling van Officiéle Rapporten betreffende den oorlog op Java, in de jaren 1825-1830, waarin vele officiéle stukken vervat waren, die, hier en daar, tot opheldering of bevestiging van het verhaal, door den Heer de stuers geleverd, konden dienen. De vertaling, door een oningewijde, werd hierdoor uiterst moeijelijk, zoo niet onmogelijk, en daarom vooral verdient de Luit.-Kolonel lange den dank van het lezend en denkend publiek, dewijl Z.W.E.G. in staat was de aanmerkingen, door den Heer nahuys op het werk van den Heer de stuers gemaakt, toe te lichten of te wederleggen, of ook, waar de laatste, | |
[pagina 525]
| |
onwillekeurig of bij gebrek aan noodige bescheiden, of uit kieschheid, iets onvermeld had gelaten,Ga naar voetnoot(*) zulks te verbeteren. Door de aanteekeningen en bijlagen van den Heer lange is zijne vertaling eene wezenlijke geschiedenis geworden van den oorlog tegen diepo negoro, (zoo als die gewoonlijk wordt genoemd), gezuiverd van die onnaauwkeurigheden, waarin de oorspronkelijke Schrijver, zoo kort na de gebeurtenissen, en onder het rumoer der wapenen (zich bevindende in dienstbetrekking op Walcheren) zijn werk zamenstellende, noodwendig moest vervallen. Wij zullen ons wel wachten te treden in eene beschrijving van dezen oorlog, ook aan de zijde der opstandelingen gevoerd met volharding, met hardnekkigheid, en met bekwaamheid; evenmin de verschillende tijdperken opgeven van dien oorlog, of, ingevolge den Schrijver en den Vertaler, doen uitkomen hoe eene taktiek, welke in Europa als geheel verkeerd zou worden uitgekreten, op Java als de eenige moest worden beschouwd, welke tot eene gunstige uitkomst kon leiden. - Doch, wie beeft niet terug voor de verantwoordelijkheid van hen, die tot de middellijke en onmiddellijke oorzaken van dien verderfelijken oorlog hebben aanleiding gegeven, wanneer men verneemt (zie bl. 241), dat onze verliezen in dien oorlog op 15,000 man zijn te schatten, ‘waarvan waarschijnlijk wel achtduizend man uit Europa waren aangekomen om ons leger aan te vullen.’ Ook de kosten van den oorlog zijn hoogst aanzienlijk geweest en kunnen op vijf millioen gulden 's jaars, d.i. vijf-en-twintig millioen gulden over de vijf jaren worden berekend. Wanneer men dit Gedenkschrift leest, leert men het schoone karakter van den Generaal Baron merkus de kock hoogachten. Men ziet den werkzamen, bekwamen, fijn gevoeligen, en menschlievenden man, in verschillende toestanden van zijnen moeitevollen werkkring, zich in kalmte steeds gelijk blijven en met wijsheid den oorlog leiden. Met smart, om niet te zeggen met verontwaardiging, ziet men, uit de Bijlagen (bl. 324-326), niettegenstaande dit, hoe de Commissaris-Generaal du bus de ghisignies den waardigen Opperbevelhebber en Luitenant-Gouverneur-Generaal met wantrouwen behandelde, met officieren, onder den Generaal de kock dienende, geheime briefwisseling hield, en, tot | |
[pagina 526]
| |
verkleining van des Generaals gezag zoo wel als tot vernietiging der zoo noodzakelijke militaire discipline, buiten den Generaal om, deed handelen, onderhandelingen met den vijand aanknoopen, inspecties over de troepen houden, enz. Hetgeen waarschijnlijk door den oorspronkelijken Schrijver bij de uitgave zijner Mémoires met opzet was nagelaten, en niet kwalijk genomen kon worden, zou bij den Vertaler voor een verzuim hebben gegolden. Met de wèlgelijkende beeldtenis van den Generaal de kock heeft de Heer lange zijne lezers zeer verpligt. Van de portretten van diepo negoro, bij bl. 16, van kiay-modjo, bij bl. 19, en van prawirodirdjo, bij bl. 217, kunnen wij nogtans weinig goeds zeggen. Het ingevallen gelaat en den doordringenden blik van den hoofdmuiter, door den Heer de stuers met zoo veel waarheid geschilderd, missen wij hier. Ware het uitzigt van den opperpriester op bl. 19 getrouw, dan zou kiay-modjo minder dweeper dan huichelaar zijn geweest. - De fraaije kaart van het middengedeelte van Java, slechts gedeeltelijk naar die van den Heer de stuers bewerkt, is keurig en ook door den steenteekenaar t. ettling met buitengewone zorg bewerkt. - Moge de uitgever in een ruim debiet opwekking vinden om bij voortduring werken van zoo degelijken inhoud, als het Gedenkschrift van den oorlog op Java, in het licht te geven.
L. |
|