standvastige en onvoorwaardelijke behartiging van al datgene, wat het geluk en den voorspoed van het dierbare Vaderland en zijne schoone Koloniën kan vermeerderen.’
In het Hoofd-District Hoogeveen had de Heer de serière bij de onlangsche verkiezingen een zeker aantal stemmen op zich vereenigd, en uit de openbaarmaking van zijne ‘loopbaan,’ meenen wij te mogen afleiden, dat hij zich gaarne hadde zien benoemen tot lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Hoewel reeds, op de tweede bladzijde, blijkt, dat de Heer de serière hier te lande Predikant was (te Zutphen, bij de Waalsche Gemeente) en als Predikant naar Indië is gegaan, wordt evenwel niet gezegd, of die hoedanigheid aan zijne verkiesbaarheid in den weg stond. De Grondwet sluit Predikanten van het Lidmaatschap der Staten-Generaal uit, doch wij weten niet, in hoe verre het oude spreekwoord: ééns burgemeester, altijd burgemeester, op predikanten toepasselijk is.
Het werk splitst zich in twee stukken, het eerste, van bl. 3 tot 68, behelst het verhaal der gebeurtenissen, het tweede, getiteld Bijlagen, van bl. 1-189, bevat de bescheiden of stukken, die het bewijs moeten leveren der naauwkeurigheid van het verhaal. Evenwel heeft de Schrijver onderscheidene stukken niet overgelegd, die bij de overige allezins op hunne plaats zouden zijn geweest. Waartoe den lezer te verwijzen naar de ‘retro-acta, in 's lands archiven berustende,’ daar het hem gemakkelijk zou zijn geweest, die stukken van dáár te bekomen?
Op bl. 3 leest men:
a, dat de Schrijver in 1821 ‘als Predikant voor de Hervormde Gemeente op Java’ in Indië kwam;
b, dat hij ‘bij Ministeriëel besluit was aanbevolen,’ ter dienste van het lager en middelbaar onderwijs.
c, dat hij ‘aan die gunstige en vereerende beschikking’ zijne plaatsing had te danken, ‘in eene hoogere klasse dan die der Predikanten voor Indië - die aan de toenmalige derde klasse der Indische Ambtenaren geassimileerd werden.’
d, dat later, door den Commissaris-Generaal du bus de ghisignies, werd besloten, dat hij ‘als ambtenaar der 1ste Klasse had behooren beschouwd te worden, en, voor zoo veel noodig, daartoe werd benoemd.’
Deze aanstellingen, op welke latere aanstellingen schijnen te rusten, had de Schrijver in de Bijlagen behooren op te