gemoederen ontstaan, of liever uitgebarsten was, gaf aan amalia sieveking aanleiding, eenen tweeden brief te schrijven aan hare arme vrienden. Zij verhaalt van de ongelukkige uitkomsten der nationale werkplaatsen te Parijs, wijst het nadeel aan van luiheid en brooddronkenheid te voeden, waarschuwt tegen de verleiders, die het volk van het werk aftrekken en tegen zijne wettige overheid opzetten, vermeldt de fabel van menenius agrippa, aan het menschelijke ligchaam en de zamenwerking van deszelfs meest onderscheidene deelen ontleend. Zij toont aan, dat de hersenschimmen van Socialisten en van Communisten onmogelijk zijn te verwezenlijken, en heldert zulks met voorbeelden uit het dagelijksch leven op. Hier volgt eene herinnering aan de Fransche omwenteling van 1789, aan de God onteerende stellingen, welke toen werden verkondigd, maar ook aan de heerschappij van napoleon, waarin de vrijheidsbedwelming werd opgelost. Alleraardigst trekt zij tegen de Volks-souvereiniteit te velde, en spreekt voorts den arme moed en goed vertrouwen in, op grond, dat de vraagstukken van arbeid, arm-verzorging, vermeerdering van welvaart enz. de aandacht van bekwame staatslieden en menschenvrienden voortdurend bezig houden, en daarvan iets goeds voor het vervolg mag worden verwacht. Het geheel wordt met eene innige Christelijke toespraak besloten.
Ofschoon dus ook in dezen tweeden brief veel voortreffelijks gevonden wordt, achten wij denzelven echter minder geschikt, om in grooten getale onder onze armen verspreid te worden, (al ware het dat de dure prijs zulks niet reeds verhinderde), omdat er enkele onderwerpen in voorkomen, waaromtrent de denkbeelden van amalia sieveking, naar onze meening althans, niet genoeg opgeklaard zijn; als zij b.v. de gilden en derzelver bestaan verdedigt - en daardoor monopolie, duurte enz. in de hand werkt; - of de behoeftigen aanraadt, van hunne bevoegdheid om het stemregt uit te oefenen geen gebruik te maken, - en alzoo, door de goeden terug te houden, de baan schoon veegt voor de oproerkraaijers; of zelfs als zij onderwerpen behandelt, die bij onze Nederlandsche behoeftigen nog niet aan de orde van den dag zijn, - dan zou hare toespraak niet dien goeden invloed hebben, welken wij van haren eersten brief durven verwachten.