aldaar op nieuw aan de studie, onder de leiding van den uit Deventer verdrevenen en nu dáár gevestigden Hoogleeraar van der marck.
Doch in 1789 begaf hij zich naar Amsterdam, in den koopmanstand, en huwde, en leefde aldaar aangenaam en tamelijk rustig, tot dat in 1795 zijne partij zegevierde. ‘Al spoedig, na dat scheltema zich in den handel begeven had, bleek het, dat dit bedrijf minder geschikt voor hem zou zijn; weshalve de blijdschap groot was, toen het uitzicht op eene roeping, welke hem beter zou voegen, zich in 1795 opdeed.’ (Bl. 25.) - ‘Op den 6 Februarij ontvingen de Vriezen, die zich te Amsterdam bevonden, eene uitnoodiging, om ten spoedigste naar Vriesland terug te keeren; hieraan werd onverwijld voldaan. Te Franeker aangekomen, bekwam hij reeds den volgenden dag eene benoeming’ (bl. 27) - en hier begint die reeks van ambten en bedieningen en commissiën, waarin scheltema, tot op zijn sterfdag toe, met slechts weinige korte tusschenpoozen, gestadig nuttig werkzaam is geweest; doch zoo, dat hij al den tijd, die hij aan de verplichte werkzaamheden kon ontwoekeren, gaf aan de letterkundige en Staatsgeschiedenis van het Vaderland, en daarmede in verband staande conversatie en correspondentie en (gelijk hijzelf het noemde) snuffelingen.
Zoo zien wij hem dan, in Friesland, en in den Haag, te Campen, en weder in den Haag, te Amsterdam en te Zaandam, en weder in den Haag, en eindelijk te Utrecht, werkzaam in verschillende, meest finantiëele of strafrechtkundige ambten - doch werkzamer in andere studiën, en schrijven van boeken en brochures, en ook artikelen in tijdschriften - en steeds te vergeefs hunkerende naar een letterkundig ambt, of naar eene eervolle rust, met een matig jaargeld, om zich geheel aan zijne geliefkoosde studiën - tot eer en nut van het Vaderland - te kunnen wijden.
Maar in dit levensbericht ziende hoe veel van zijne beste uren de brave man aan onbeminde ambtsbezigheden heeft moeten geven, moeten wij zoo veel te meer 's mans onvermoeide arbeidzaamheid bewonderen, waardoor de bloote naamlijst zijner werken en geschriften, door den Heer p. scheltema achter bij dit werk gevoegd, een half vel letterdruks beslaat - en een groot gedeelte des hoeks, en wel datgene, naar het schijnt, wat den Heer p. scheltema meest eigen is, bestaat in de beschrijving van die werken en opstellen.