des ligchaams op de rigtige werkzaamheid der vermogens van den geest is; en dat men over het algemeen te weinig naauwlettend is op de inrigting der lokalen, waarin onderwijs gegeven wordt: een verzuim, door hetwelk zoo dikwijls de gezondheid der schoolkinderen grootelijks wordt benadeeld. ‘Moet men hier niet klagen over gebrek aan ruimte, daar over vochtigheid, ginds over togt, elders over steenen vloeren, over eene gebrekkige verlichting, ondoelmatige inrigting van tafels en banken, gebrek aan beweging der kinderen; over eene ondoelmatige afwisseling van bezigheden, over het [gebrekkig] toezigt omtrent de houding en manieren der kweekelingen, over gebrek aan kennis van de noodigste gezondheidsregelen, en wat dies meer zij?’ (Voorrede, p. vii.) De Heer rijkens heeft zich ten doel gesteld, in het door ons aangekondigde werkje eenige regelen voor onderwijzers en schoolopzieners aan de hand te geven, welke in dit opzigt van belang kunnen zijn. Hij was hiertoe welligt meer dan menig ander geschikt; als zoon van den door zijne schriften over paedagogische onderwerpen gunstig bekenden Groningschen schoolonderwijzer r.g. rijkens, kon hij, beter dan andere geneeskundigen, met de behoeften van het onderwijs, maar ook tevens met het gebrekkige van vele inrigtingen en instellingen bekend zijn; terwijl zijn stand als geneesheer hem in staat stelde, om in dezen een juist oordeel te vellen. De Heer r.g. rijkens heeft, in eene goedgeschrevene voorrede voor het werkje, met korte trekken geschetst, hoe veel er in dit opzigt bij ons nog te verbeteren valt, en het doel, hetwelk zijn zoon bij het schrijven voor oogen had, opgegeven. ‘De Schrijver van dit werkje heeft inzonderheid stilgestaan bij datgene, wat vooral de onderwijzers hebben te doen en te laten, om hunne eigene gezondheid en
die hunner leerlingen te bevorderen, zonder dat hij zich echter bepaald met de gezondheidsleer heeft ingelaten; waaromtrent hij misschien naderhand eene beknopte handleiding zal zamenstellen.’ (Voorrede, p. xii.) Het werkje bestaat uit twee hoofdafdeelingen, waarvan de eerste de regelen bevat voor het verbeteren en bewaren van de gezondheid der schoolkinderen; waartoe achtereenvolgens gehandeld wordt: over het schoolgebouw, de schoolbezigheden, de schooltucht, over de speeluren, over het naar buiten laten der kinderen, over ziekten, over voorzigtigheidsmaatregelen in het kiezen van hulponderwijzers of onderwijzeres-