Aan den Heer asser komt den lof toe, dat hij op eene zeer grondige wijze het voorgedragen ontwerp heeft ter toetse gebragt; en dat onderscheidene verbeteringen, die hij daarin voorstelt, waarlijk ingenieus mogen genoemd worden.
Hij behandelt intusschen alleen de hoofdpunten van het verslag en beschouwt als zoodanig: ‘1o. de voorgestelde veranderingen omtrent de zamenstelling en de regtsmagt van den Hoogen Raad, in verband met de afschaffing van al de Provinciale Hoven; 2o. de vermindering van het getal der Arrondissements-Regtbanken, de verheffing van al de overblijvende tot raden van Justitie, de vermeerdering van het personeel en de uitbreiding van het grondgebied dier Collegiën, alsmede hunne regtsmagt ten criminele; 3o. de verhooging van de regtsmagt der kantonregters, zoo ten civiele als in zaken van overtreding, en het medestemmen van hunne griffiers over strafzaken; 4o. de geheele afschaffing van het appèl in correctionele en politie-zaken, alsmede het niet toelaten van hooger beroep in strafzaken.’
Wij achten de beoordeeling van den Heer asser allerbelangrijkst, en twijfelen er niet aan, of dezelve zal van overwegenden invloed zijn op de daarstelling der nieuwe Regterlijke organisatie. In alle bijzonderheden zijn gevoelen omtrent ieder punt mede te deelen, achten wij onnoodig en onvoegzaam: men leze liever het werk-zelf, en zal zich die lektuur gewis niet beklagen, wanneer men in de zaak belang stelt.
Er is een punt, waarin vooral ons het gevoelen van den Heer asser toelacht, ofschoon wij niet ontveinzen willen, dat de uitvoering wel aan eenige, waarschijnlijk echter niet onoverkomelijke moeijelijkheden onderhevig zijn zal. Wij bedoelen zijn voorstel, om in belangrijke criminele zaken het appèl weder in te voeren. Hij stelt voor, deze criminele zaken in eerste instantie bij de Regtbanken te doen behandelen, en die, waarin de beklaagde niet heeft bekend; waarin feitelijke quaestiën ter beslissing overblijven; en waar het op de toepassing van zware straffen aankomt, ingeval van appèl van de zijde des veroordeelden, te verwijzen aan bijzondere regterlijke Collegiën, in elke Provincie (of, voor enkele kleinere Provinciën, in elke twee Provinciën) zamen te stellen uit leden van de gewone Regtbanken in die Provincie ressorterende, die ter beslissing van zoodanige zaken gedurende eenige weken van tijd tot tijd in de hoofdplaats