Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 346]
| |
tot Oldhuis. Te Deventer, bij J. de Lange. 1849. In gr. 8vo. XII en 151 bl. f 1-75.De uitgever van deze vertaling heeft het voornemen te kennen gegeven, eenige der voornaamste buitenlandsche werken over staathuishoudkunde door vertaling meer algemeen in Nederland bekend te maken: deze is daarvan een eerste gevolg. Wij achten dit een aangenaam verschijnsel, vooral in eenen tijd, dat de beginselen van staathuishoudkunde elders miskend en hier te lande in het dagelijksche leven nog te weinig beoefend worden. De Heer sloet verzocht zijnde, deze vertaling met een voorberigt te begeleiden, voldeed daaraan gereedelijk. ‘De behoefte aan staathuishoudkundige kennis (zegt hij) begint ook in ons Vaderland meer gevoeld te worden; het getuigt voor het gezond verstand dezer natie; het getuigt, dat zij zich niet door den dwarrelgeest des tijds van hare ware belangen laat aftrekken.’ Tot aanprijzing van dit werk van droz zegt hij verder: ‘Wij kennen geene handleiding, waarin de beginselen der wetenschap duidelijker en beknopter uitéén gezet worden, dan in dit van droz, en dat wij daarom allen, die met de beoefening der staathuishoudkunde een aanvang wenschen te maken, (en mogt hun getal hier te lande dagelijks grooter worden!) met vertrouwen aanbevelen.’ Wij deelen dit gevoelen van den Heer sloet, althans voor zoo verre het de wetenschappelijke beoefening der staathuishoudkunde betreft. Er zijn vele meer eenvoudige geschriften, die de beginselen of de practische waarheden der staathuishoudkunde voor het gezond verstand bloot leggen; er zijn ook andere, die dieper indringen en toch zeer onderhoudend geschreven zijn, gelijk, bij voorbeeld, het werk van Mevrouw marcet, waarvan de geachte Hoogleeraar tydeman de vertaling heeft bezorgd; maar daar vindt men niet eene even stelselmatige ontwikkeling der wetenschap als zoodanig, als in dit werk van droz, hetwelk daardoor bijzonder nuttig en leerzaam is: het vordert echter eenige inspanning en volharding, om het goed door te lezen; en men zal zulks, voor oefening, het best doen met de pen in de hand; aanteekenende, wat de Schrijver in ieder hoofdstuk achtervolgens ontwikkelt: gaande weg zal dan de lektuur aangenamer worden en gemakkelijker vallen. Onder dit beding maken wij ook de slotwoorden van den Heer sloet tot de onze: ‘wij durven dus niet alleen onze koop- | |
[pagina 347]
| |
lieden, fabrijkanten en landhuishoudkundigen, maar inzonderheid ook onzen stand van onderwijzers aanraden, om zich dit nuttige geschrift ter beoefening aan te schaffen.’ De Heer droz zelf geeft in zijne voorrede op, wat hem tot de bearbeiding van dit werk heeft genoopt: het is juist de meer naauwkeurige en bestemde aanwijzing der grondbeginselen en derzelver rangschikking en ontwikkeling in een kort bestek. Hij raadt aan, eerst dit boek te lezen, en daarna say te bestuderen. De Schrijver heeft echter ook meer gedaan; hij heeft de wetenschap-zelve, die voorzeker nog niet tot volkomenheid gebragt is, weder eene aanmerkelijke schrede voorwaarts geleid; en hij is bij al zijne bescheidenheid regtvaardig genoeg jegens zich-zelven, om dit te erkennen, wanneer hij zegt: ‘Ik geloof iets aan de wetenschap te hebben toegebragt, waarvan ik de beginselen ga schetsen, en onder verschillende gezigtspunten kan dit werk, dat vooral voor de jeugd bestemd is, ook aan mannen in handen gegeven worden, die door hunne inspanning de staathuishoudkunde doorgrond hebben.’ In die zinsnede wordt den lezer dezer boekbeschouwing tevens eene proeve der vertaling aangeboden. Zij zal hem wat gedwongen, en niet altijd even gelukkig voorkomen: wij zouden daarvan vele voorbeelden kunnen bijbrengen; doch waar de zin des Schrijvers duidelijk genoeg wordt wedergegeven, willen wij het zoo naauw niet nemen. Er is een ander punt, waaraan wij meer hechten. - Het werk geeft onderscheidene belangrijke aan Frankrijk ontleende statistieke opgaven, die tot voorbeeld of bewijs strekken van daarin vervatte stellingen en redeneringen. Het ware wenschelijk geweest, dat de Heer sloet zich niet enkel tot een voorberigt bepaald had, maar dat hij, bij wijze van aanteekening, zoo veel mogelijk alle deze voorbeelden in den eigenlijken zin verhollandscht had, door ze op ons Land over te brengen; dan zoude dit werk een dubbel nut hebben aangebragt, door met de wetenschappelijke ontwikkeling der staathuishoudkunde ook statistische kennis van het Vaderland te verspreiden. Het is voor het overige geenszins ons voornemen, breedvoerig den inhoud van dit werk te ontleden: slechts eene beknopte opgave daarvan. De Heer droz verdeelt het geheele onderwerp in IV boeken. In het eerste, bl. 5-32, wordt gehandeld over het ontstaan van den rijkdom; in het tweede, | |
[pagina 348]
| |
bl. 33-95, over het ontstaan en de verdeeling van den rijkdom; in het derde, bl. 96-126, over de verdeeling van den rijkdom;Ga naar voetnoot(*) in het vierde en laatste, bl. 127-151, over het gebruik van den rijkdom. Het is dus alles over den rijkdom, en waarlijk de staathuishoudkunde leert de kunst om rijk te worden en rijk te maken. Als wetenschap, stelt zij zich ten doel om den rijkdom, het vermogen, bij zijn oorsprong en ontwikkeling gade te slaan, te leeren vermeerderen, verdeelen en gebruiken en het misbruik te keeren, of, gelijk de Schrijver-zelf het uitdrukt: ‘de staathuishoudkunde is eene wetenschap, die zich ten doel stelt, om de welvaart zoo algemeen mogelijk te maken.’.... ‘Deze wetenschap is derhalve van onmiskenbaar gewigt, om het lot van het menschdom te verbeteren..... De mensch, zamengesteld uit geest en ligchaam, heeft zedelijke en natuurlijke behoeften; de zedekunde is de eerste der wetenschappen, de staathuishoudkunde is de tweede.’.... Het verband, waarin de Schrijver overal de staathuishoudkunde tot de zedekunde bragt, is niet eene der geringste verdiensten van zijn werk. Zoo zegt hij, in het laatste hoofdstuk ook: ‘als men de leer van den rijkdom beoefent, is het van belang, om nooit haar verband met de zedelijke verbetering en het geluk der menschen uit het oog te verliezen:... als de staathuishoudkunde wel begrepen wordt, zal zij altijd de bondgenoot der zedekunde zijn.’ Mogten dan velen die wetenschap leeren beoefenen; dat zij voorzitte bij 's Konings Raad; dat zij in de rijën der Volksvertegenwoordigers, waar de Heeren sloet, van voorst, van zuylen en anderen haar waardiglijk vertegenwoordigen, steeds hare voorstanders vinde; dat zij aan de Hooge-, | |
[pagina 349]
| |
industrie-, handels- en volks-scholen met gelukkig gevolg onderwezen worde; dat zij ook in den kring van gezellig verkeer een onderwerp worde van gesprek en een kenteeken van goeden smaak; - en dat ook het werk van den Heer droz en deze vertaling er van aan de vervulling dier wenschen dienstbaar moge zijn! |
|