namelijk met het lezen en schrijven tracht men, van den beginne af aan, den leerlingen zoo veel practische taalkennis bij te zetten, als noodig is voor het duidelijk en juist uitdrukken der denkbeelden, die onder het bereik liggen van hunne bevatting. De Heer rijkens heeft zich te regt aan die meer degelijke behandeling aangesloten; dit was te verwachten. Zijne denkbeelden, hier en daar, in meer dan één werk verspreid, gaven aanleiding daartoe. Het bovengenoemde werkje is daarvan mede een aangenaam bewijs. Regt practisch toch is dit boekje bewerkt, en zeer bruikbaar voor de scholen. Evenwel kunnen we een paar aanmerkingen niet onderdrukken. De Heer rijkens is rijk aan woorden. Dit is dikwerf goed en nuttig in de school en regt geschikt om het verstand der leerlingen alzijdig te ontwikkelen; doch al wat er te zeggen valt behoeft juist niet te worden gedrukt. Er mag en moet ook iets aan het mondeling onderwijs worden overgelaten. Dan komen hier en daar vragen voor over afgetrokkene denkbeelden, die men nog niet verwacht zoude hebben. 't Is, dunkt ons, voorbarig, om kinderen, die eerst eene opgave bekomen, om dertig namen van dingen, die zij met de oogen waarnemen, op te noemen, dadelijk daarna bezig te houden met de vragen: Wat zijn denkbeelden? Wat is oordeelen? Wat is een voorstel? Waarom de ontwikkeling van deze zaken niet bespaard tot later oefeningen? Eindelijk komen eenige bepalingen van de rededeelen ons voor niet geheel te voldoen. Wij keuren het goed, om eerst door voorbeelden, op het taaldeel opmerkzaam te maken, dat men wenscht te doen kennen; doch gaat men tot de bepaling over, dan is het noodig, dat die volkomen en juist zij. In weerwil van deze aanmerkingen bevelen wij het werkje ten gebruike aan.