| |
| |
| |
Jaarboekjes voor 1849.
(Tweede Verslag.)
Wij hebben nog een vijftal Jaarboekjes aan te kondigen, die ons te laat ter hand kwamen, om in het vorig verslag te worden opgenomen. De vermelding wordt in Maart reeds eenigzins ontijdig, voor zoo ver zij de eigenlijke Almanakken betreft, wij zullen ze daarom ook maar zeer kort beschouwen.
Als Jaarboekje behoort hier ook eenigzins:
| |
Nehalennia. Jaarboekje voor Zeeuwsche Geschiedenis en Letteren. Uitgegeven door H.M.C. van Oosterzee. Iste Deel. Te Middelburg, bij Gebr. Abrahams. In kl. 8vo. 270 bl. f 1-60.
Dit boekje, hetwelk, naar wij hopen, indien het voortgaat zoo als het begint, eene lange reeks van vervolgdeeltjes opent, is door den kundigen Redacteur met regt aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen opgedragen. Aan Zeeland toch behoort het, door titel en inhoud, in de allereerste plaats toe; maar reeds bij vlugtige inzage zal men ontwaren, dat het ook voor elken Nederlander, die prijs stelt op de oudheden, kerkelijke en wereldlijke geschiedenis des vaderlands, en hetgeen met deszelfs belangen verder in verband staat, onderhoudend en leerzaam is en ook belooft te zullen blijven. Van mannen, als callenfels, van visvliet, Mr. s. de wind, römer, e.b. swalue, j. ab utrecht dresselhuis, l.j.f. jansen te Leiden, en den Redacteur van oosterzee, die tot dezen jaargang hebben bijgedragen, is niets te verwachten dat geene belangstelling kan inboezemen. Gewigtig voor de Zeeuwsche geschiedenis is het hier voorkomend onderzoek naar Zeelands aloude zuidelijke grens; het kort beredeneerd overzigt van het archief der Provincie Zeeland; het Iets over m. smallegange en zijne Kronijk van Zeeland, door Mr. s. de wind geleverd; de afdruk en vertaling van het oudste Charter in bovengenoemd Archief, met de aanmerkingen daarop, door j. ab utrecht dresselhuis, en het stuk over het Monnikenhof onder Kattendijke, van dezelfde hand. De beoefenaar der Kerkelijke Geschiedenis vindt stof tot leering en onderhoudende lectuur tevens, in de Kerkelijke Curiositeiten, door den Redacteur uit de handelingen des Kerkeraads
| |
| |
te Brouwershaven opgezameld, en in swalue's verslag van 't belangrijk geschrift van ab utrecht dresselhuis, over de Waalsche Gemeenten in Zeeland. Wie prijs stelt op het Schoolwezen, zal hier gaarne met de eerste Armenschool in Zeeland en hare uitbreiding tot op den tegenwoordigen tijd, en met de Latijnsche Scholen te Goes en Brouwershaven, nadere kennis maken. Ook de Brief, ten jare 1818, door Mr. j. verheije van citters aan Ds. a. uyttenhoven gerigt, en de kleine Mededeelingen, behelzen belangrijke bijzonderheden, en de Vragen, met daar tusschen gevoegde antwoorden, kunnen steeds eene rijke rubriek uitmaken.
Met opzet zwegen wij nog van het artikel: de ondergang der Nehalennia- en andere beelden te Domburg, door den Heer janssen. Dat opschrift wekt eene treurige herinnering op aan den noodlottigen brand, die, den 10 October des vorigen jaars, met de Domburgsche kerk, zoo vele door oudheid en beteekenis eerwaardige gedenkstukken vernielde, welke daar als heiligdommen werden bewaard, zoo dat het overgeblevene betrekkelijk weinig is. Maar des te belangrijker is daarom het Naschrift van den Heer Mr. s. de wind, waaruit men verneemt wat er van gered is. Overigens mogen van Zeelands oude afgodesse eenige beelden vernield zijn, haar naam zal, ook door dit Jaarboekje, bij de nakomelingschap bekend blijven. Dit zal gewis het geval zijn, als ook de volgende jaargangen zoo belangrijk zijn van inhoud, en zoo goed van typographische uitvoering als deze eerste. Het publiek helpe daartoe, door de bevordering van een ruim debiet, medewerken. - Een losse Kalender, met zorg bewerkt, wordt gratis bij het Jaarboekje afgeleverd.
Twee provinciale Almanakken ontvingen wij nog: de eerste is de
| |
Groninger Volks-Almanak. XIIIde jaargang. Te Groningen, bij A. Oomkens, J. Zoon. f : - 75.
Voorop staat een uitvoerige kalender en reiswijzer, gelijk gewoonlijk. Het mengelwerk heeft aangename verscheidenheid, en de vorm van de meeste bijdragen dacht ons minder droog, dan vroeger wel eens van dit Jaarboekje werd opgemerkt. Voor het geschiedkundige vindt men een belangrijk historisch verhaal van het gebeurde te Groningen, bij de verheffing van Prins willem IV tot Stadhouder in 1748, door
| |
| |
voormeulen van boekeren. Twee brieven uit en over dien tijd komen later voor. Ds. boeles geeft een paar aanteekeningen uit de geschiedenis van den Munsterschen oorlog, en eene bijdrage van Mr. feith, over de oude Groninger Akademiepoort, gaat vergezeld van eene afbeelding, die, benevens een' eenvoudigen steen met inscriptie, en op den titel de burg Nittersum, het eenige plaatwerk uitmaakt. Bij het laatste behoort eene bijdrage over het geslacht clant. Volksgebruiken en gewoonten worden herdacht in eene beschrijving van Omlander begrafenisplegtigheden door Dr. boeles, terwijl beekhuis herinnert, hoe vóór de invoering der aardappelen in de Groninger Burse aan de studenten, leden dier stichting, de kost werd opgedischt, die zeer goed moet geweest zijn. Het Groninger taaleigen bekomt eene plaats in een verhaal: de erfenis, van bruinsas en in een gedichtje van V. Levenswijsheid en zedekunde geven: geniet het leven, door onnekes, en een brief van b. franklin over vroegtijdig huwen, van welken men minder behoeft te vragen, of hij zijne plaats waardig is, dan hoe hij hier verzeild komt. Eenige dichtstukjes, de meesten van matige gehalte, wisselen het prozawerk af. De
| |
Drentsche Volks-Almanak. XIIIde jaar. Te Koevorden, bij D.H. van der Scheer. f : - 90.
mist, als eene bijzonderheid, ditmaal geheel en al eenig plaatwerk.
Ds. van schaick opent het mengelwerk met kerkelijke bijzonderheden, zoo het heet, over Dwingeloo en onderhoorige gehuchten. Doch deze zullen eerst in eenen volgenden jaargang verschijnen, daar hetgeen dezen titel heeft, ditmaal eigenlijk eene schets is van de Hervormingsgeschiedenis in Drenthe. Het is, dunkt ons, minder doelmatig, eenen Almanak zoo gedurig met vervolgstukken te vullen. Hetgeen voor op éénmaal te lang is, behoort, hoe verdienstelijk het overigens moge zijn, in zulke jaarboekjes niet te huis. Belangrijk van inhoud, ofschoon niet zoo zeer ‘kost voor allerlei monden,’ is eene bijdrage van Mr. oldenhuis gratama over de belastingen en den materiélen toestand van Drenthe in de 17de eeuw. Het overzigt der oudheden in Drenthe, door P., staat hier regt op zijne plaats. De Geschiedenis van Koevorden van de vroegste tijden af, wordt door van der scheer ook aangevangen. Die haar dus vol- | |
| |
ledig wil hebben, behoort de volgende jaargangen getrouw bij te houden, en om daartoe te dringen, zijn zeker zulke stukken nog zoo kwaad niet. Het vervolg van het woordenboekje van Drentsch taaleigen door lesturgeon, is ten deele vervolg op, ten deele aanvulling en verbetering van het vroegere. Alles kunnen wij niet opnoemen. Onder de dichtstukjes zijn: een zang van s.j. van den bergh, naar milnes en navolgingen van hölty, door b.ph. de kanter de minste niet, ook al moet men van deze en anderen vragen, waartoe zij juist hier eene plaats vonden? Maar dit laat zich meestal onbeantwoord vragen; ook in het
| |
Zaanlandsch Jaarboekje. IXde jaar. Te Zaandijk, bij J. Heynis, Tsz. f : - 75.
waarin overigens het afzonderlijk geplaatste dichterlijke gedeelte over het geheel met zorg en smaak is uitgezocht. Van de geschiedenis der Zaanlanden geen vervolg meer, maar aan het slot de aankondiging van den Schrijver, dat zij uitgewerkt eerlang staat in het licht te komen. Het verhaal van de reizen en rampen van Kommandeur groot en anderen op eene reize in het Noorden zal door soortgelijken gevolgd worden. Voorts: geschiedkundige bijdragen, verhaaltjes, bijdragen tot de letterkundige geschiedenis enz., alles meest van plaatselijken inhoud, hetgeen, nevens een paar plaatjes, dezen jaargang op loffelijke vermelding aanspraak geeft.
Eindelijk als heksluiter de
| |
Almanak voor Landbouwers en Veehouders. IIIde jaargang. Te Leeuwarden, bij W. Eekhoff. f : - 30.
van welken de twee voorafgaande jaargangen ons niet onder het oog kwamen. De voor ons liggende behelst verscheidene nuttige bijdragen, waaraan trouwens niet te twijfelen valt, wanneer men mannen als van den bosch en anderen hunne kennis van den praktischen landbouw aan dit nuttige boekske ziet ten offer brengen. Het is hier de plaats niet, om in bijzonderheden te treden, hoewel Ref. op het een en ander nog al bedenking zou hebben. Maar het eene oord is in ons vaderland het andere niet, en wat hier geen proef houdt, kan elders doelmatig zijn.
|
|