Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
woorden. Het is door eene vrouw voor vrouwen geschreven, maar ieder huisvader, die bij zijne vrouw en kinderen meer te huis is dan in de societeit, zal zich ontspannen, als hij er de zijnen uit voorleest. Wij kennen de waardige vrouw niet persoonlijk, alleen weten wij uit de Martha en Maria, waarin zij schrijft, en waaruit zij hier enkele stukken overneemt, dat zij te 's Heerenberg woont. Haar maatschappelijke stand is ons even onbekend, maar indien haar leven de uitdrukking is van hetgeen zij schrijft, is zij gewis een zegen in haren kring. Zij heeft dit boekje genoemd: Karaktertrekken uit de H. Schrift en teregt. Het bevat achttien losse stukjes uit het Oude en twaalf uit het Nieuwe Testament. De keuze uit het Nieuwe Testament is wel wat zuinig uitgevallen. Wij missen behalve de dorkas en paulus zoo ongaarne den Jonger, dien de Heer lief had. Misschien zet zij haren arbeid voort; want er ligt nog een breed veld, een ruime oogst voor hare hand. Men verge niet van ons, dat wij eenen naamrol van de behandelde personen ophangen. De Schrijfster heeft uit ieders karakter een hoofdtrek opgenomen, en daaraan hare beschouwing vastgeknoopt. Zij treedt niet in uitleg- of oordeelkundige bijzonderheden: daarmede zou zij ligtelijk dezen of genen hebben kunnen mishagen. Zij heeft uit den Bijbel rozen gegaard en zorg gedragen, dat haar liefelijk bouquet, wie het ook in handen neme, niemand kunne kwetsen. Hare voorstelling der Bijbelsche personen is vooral aan het huiselijk leven dienstbaar gemaakt. Zij strooit heilzame lessen uit, biedt wijze raadgevingen aan, en schenkt milde vertroostingen. Stonden de perken der ruimte, waarover wij te beschikken hebben, ons niet in den weg, wij zouden dit gaarne staven met proeven uit de naomi en ruth, uit dat lieve stukje over de Sunamitische vrouw, dat zoo levendig en roerend God voorstelt als een' man der weduwen, een' vader der weezen. Somtijds moesten wij wel van de Schrijfster verschillen, maar dit gold bijzaken, die aan de waarde van het werk niets veranderen. Wij voor ons zien b.v. mordechai niet in zulk een aangenaam licht. Wij geloo- | |
[pagina 5]
| |
ven dat mordechai trotsch was, zoo als haman hoogmoedig, en in wraakzucht deed hij voor zijne partij niet onder. Doch wij willen niet dat de Schrijfster ons toefluistere: gij ook al ziet distelen waar ik slechts rozen zag. Allerwege worden, regt aangenaam en soms verrassend, versjes uit de Psalmen, Evang. Gezangen en andere dichtwerken ingevlochten. De Schrijfster heeft haar boekje genoemd: ‘een boek voor alle standen’ en daarmede niets te veel gezegd. Zoo wel vorm als inhoud regtvaardigen den titel. Eenvoudigheid is aan bevalligheid gepaard, duidelijkheid gaat aan de hand van levendigheid. Bovendien loopt alles kort af. Wij verblijden ons, als wij zulke geschriften lezen van Nederlandsche vrouwen. Onze vaderen roemden op godvruchtige moeders, en wij wanhopen niet aan de toekomst van ons vaderland, zoo lang onze huismoeders het woord van den grootsten kindervriend verstaan. Als ik eene vrouw zie, die hare dochters enkel voor het toilet vormt, en van moederweelde juicht, als hare kinderen maar in de kringen der groote wereld opgang maken, verbeeld ik mij de slang nog te hooren, die les gaf in het verloren paradijs; maar, wanneer ik eene moeder, met het oog ten hemel, haar kind de handjes zie vouwen, dan is het mij, of ik den Heer-zelven nog hoor zeggen: ‘laat de kindertjes tot mij komen.’ Zulk eene moeder kweekt geene telgen aan, die vallen en verkwijnen zullen als de verzoeking vleit, of de tering zich in den wals mengt; maar bloemen, die krachtig zullen staan in den hof dezer aarde, en sieraden zullen worden van het koningrijk der Hemelen. Geachte Schrijfster! met uw lief boekje ondersteunt gij brave huismoeders in eenen tijd, waarin zoo veel den Bijbel en al wat Bijbelsch is uit de huiskamer verdringt. Nederlandsche vrouwen! neemt dit werk der liefde in uwe handen, en laat het uwe kinderen lezen. Vormt hunnen geest en hun gemoed naar de modellen, die u hier zoo aanschouwelijk worden voorgesteld! Het spijt ons, dat wij met eene aanklagt tegen den corrector moeten eindigen, die door verregaande slordigheid weinig achting aan de Schrijfster betoond heeft. |
|