| |
Rafaël en diens meesterstukken.
(Vervolg en slot van bl. 689.)
Rafaël stond met Fra bartolomeo in een naauw vriendschapsverkeer, en tusschen beiden kwam eene soort van ruil van onderwijs tot stand. De jonge sanzio leerde van Fra bartolomeo de kunst, om aan zijne beelden eene glansrijker, krachtiger kleur te geven, en onderwees daarentegen zijnen vriend in de keus der liniën en in het perspectief. Zeker heeft rafaël ook de werken van giotto en Fra angeligo bestudeerd; doch al gaat men de geheele rij zijner schilderstukken na, zoo zou het misschien moeijelijk vallen, daarin een spoor van genoemde meesters te ontdekken. Onze schilder kon gewis de tooneelen uit het Oude en het Nieuwe Verbond, zoo als zij door de innig vrome fantazie dezer kunstenaars geschilderd zijn, niet beschouwen, zonder levendig opgewekt of kinderlijk aangedaan te worden: want giotto en Fra angelico zullen om de kracht van uitdrukking, welke zij aan hunne beelden wisten te geven, te allen tijde bewonderd worden; maar in giotto's tijd lag de kunst van teekenen nog in hare wieg, en Fra angelico, eene eeuw na hem geboren en tijdgenoot van masaccio, heeft in zijne zamenstellingen aan de schoonheid der vormen steeds slechts de tweede plaats ingeruimd, ten einde zich uitsluitend met het godsdienstige denkbeeld, met de vrome uitdrukking, bezig te houden. Van deze beide meesters kon de eerste, ondanks de vruchtbaarheid van zijn genie, eene wetenschap niet bezitten, die nog eerst het aanwezen erlangen moest; voor den tweeden was de kunst van schilderen niet het doel, maar veeleer een middel tot opwekking van vrome aandacht en tot verheerlijking van God, en hij ontzegde zich daarom de eerdienst
| |
| |
der schoonheid, als eene wereldsche geestverstrooijing, die van die aandacht afleidde. Had nu rafaël hunnen stijl willen navolgen, zoo zou hij noodwendig op zijne baan hebben moeten achterwaarts gaan. Zijne roeping zoo geheel verkeerd te begrijpen, hiertoe bezat hij een te helder besef van doel en oogmerk der kunst en te sterken aandrang om het hoogste daarin te bereiken. Ongetwijfeld zijn giotto en Fra angelico door hem bestudeerd geworden, maar gewis slechts uit dorst naar wetenschap en om zich een beeld te kunnen ontwerpen van den historischen voortgang der ontwikkeling zijner kunst. Hij zag het aanbelang en de noodzakelijkheid van vooruitgang in; hoe had hij de kunst tot hare kindschheid kunnen willen terugvoeren? Alle met ware zucht om iets daar te stellen begaafde mannen, allen, die de kracht gevoelen aan eene nieuwe gedachte de daarvoor gepaste uitdrukking te geven, hebben steeds de eerdienst van het verledene als dor en onvruchtbaar veroordeeld. Deze eerdienst heeft ook slechts voor zwakke geesten iets verleidelijks. Te gelooven, dat het verledene des te meer studie en navolging verdient, naar mate het verder achter ons ligt, zou zijn, eigenzinnig de kinderschoenen weder te willen aantrekken. In het verledene behoort men de tijdperken uit te kiezen, die inderdaad den naam van vruchtbaar verdienen; tijdperken, toen de kunst, in het bezit eener duidelijke en volledige taal, hare gedachten klaar en helder uitdrukte; en heeft men zich eerst de geheimen dezer taal alle eigen gemaakt, zoo mag men ze gebruiken, om aan nieuwe gedachten eene gepaste uitdrukking te geven.
Wil men zich van rafaël's eerste manier van schilderen een volledig begrip vormen, zoo behoeft men slechts zijne Bruiloft der H. Maagd te bestuderen; een schilderstuk, dat zich tegenwoordig in de galerij Brera te Milaan bevindt. In dit stuk, namelijk, is alle wetenschap en kunstvermogen, dat de schilder het zijne noemen kon eer hij te Florence kwam, vereenigd. Ofschoon het aan eene behandeling derzelfde stof door perugino herinnert, zoo kan men echter niet ontkennen, dat het ware oorspronkelijkheid verraadt. Al zijn aanleg en verdeeling der beelden meer een voortbrengsel der herinnering dan der scheppende verbeeldingskracht, en al worden de overleveringen der school nog strengelijk geëerbiedigd, zoo behooren evenwel de ideale bevalligheid der beelden en de ordening der draperiën aan rafaël, en in de geheele rij
| |
| |
van perugino's werken zou men vergeefs iets zoeken, dat zich met dit uitmuntende schilderstuk liet vergelijken. Het beeld der H. Maagd is een typus van schoonheid, dien sanzio's leermeester nimmer bereikt heeft. Harmonie der liniën, zachtheid der omtrekken, knischheid, ootmoedigheid, engelreine geestdrift, frischheid van het koloriet, alles is in deze Goddelijke Madonna vereenigd. Thans zijn het bijna vierdehalve eeuwen, sedert dit stuk uit rafaël's handen te voorschijn gekomen is, en het is alsof het eerst gisteren voltooid is geworden. De kleuren zijn met zooveel bekwaamheid uitgezocht en met zooveel kunst en geluk geeombineerd, dat het schilderstuk al de aanvallen van den tijd doorstaan heeft, en nog tegenwoordig zijne, zoo 't schijnt, onvergankelijke jeugd behoudt. Zeker kan men ook aan dit bewonderenswaardige gewrocht, wanneer men het met eenige oplettendheid bestudeert, ligtelijk een paar kleinigheden ontdekken, waarin tegen natuur en leven gezondigd is. De handen, die door den schilder met opmerkelijke vlijt bearbeid zijn, hebben niet volkomen al de buigzaamheid, welke men zou kunnen wenschen. De vingers zijn van ongemeene fijnheid, maar van het begin dier leden tot aan den wortel van de hand zoo weinig uitgewerkt, dat zij tenaauwernood gemodelleerd schijnen. Het aangezigt is van eene reinheid, die misschien op aarde door niets meer evenaard wordt, en de blijmoedigheid van den blik is onovertreffelijk; de mond glimlacht met de innigste zielsgoedheid; maar de vorm der lippen is niet volkomen, zoo als zij behoorde te zijn; deze fijne, frissche lippen zien er uit, alsof zij tot eeuwige onbewegelijkheid veroordeeld waren. Doch ondanks deze gebreken, die aan de school van perugino behooren, heeft de Bruiloft der Heilige Maagd eene betooverende bekoorlijkheid, en kan men dit kunstgewrocht niet zonder verrukking beschouwen. De groep der meisjes,
die den stoet der bruid vormen, is zoo aanminnig, edel en rein, dat het oog er zich niet van kan afwenden. St. joseph en de jonge manspersonen, die hem verzellen, zijn niet minder gelukkig ontworpen. De tempel, die aan het stuk tot achtergrond dient, is met eene naauwkeurigheid en zorgvuldigheid geteekend, die niets te wenschen overlaten. Op gelijke wijs zijn alle bijzonderheden behandeld, en leveren voor den schilder bewijs van zijne volkomene kennis der bouwkunst; en evenwel is alles weder zoodanig uitgevoerd, dat niets de oplettendheid
| |
| |
van het hoofddenkbeeld aftrekt; de tempel treedt niet sterk genoeg te voorschijn, om hinder te doen aan de figuren; hij levert eene proef van rafaël's kunstvermogen, die zonder zucht, om daarmede vertoon te maken, gegeven wordt.
Te Florence onderging rafaël's talent eenen geheelen omkeer. Die omkeer gebeurde nogtans niet met éénen slag; integendeel behoefde sanzio, om dien tot stand te brengen, eene meer dan gewone volharding; maar de voortbrengselen van michel angelo, leonardo da vinci en masaccio hadden hem de oogen geopend, en gedoogden in hem geene lange weifeling. De weg, dien hij tot nog toe gegaan had, was de weg der waarheid niet; over dit punt kon geen twijfel bij hem opkomen. Als ingeworteld vast te houden aan de overleveringen eener school, welker gebreken hij nu alle had ingezien, zou geweest zijn afstand doen van den hoogsten roem en zich voor eeuwig veroordeelen slechts in den tweeden rang der schilders te staan. Rafaël gevoelde, dat hij tot groote dingen geroepen was; en daarom deed hij met moed en vastheid, wat hij doen moest. Met bijval gekroond, met bewondering genoemd, en reeds eene groote mate van roem deelachtig, besloot hij, alle leerstellingen, welke hij vroeger als waar in zich had opgenomen en met geloovige gehoorzaamheid had toegepast, uit zijn geheugen te wisschen; hij begon zijne schildersstudiën op nieuw, zonder acht te slaan op hetgeen hij tot nog toe gedaan had. Streng tegen zich zelven, liet hij zich bij deze moeijelijke taak niet van den voorgenomen beteren weg verlokken door den lof, die hem voor zijne reeds volbragte werken werd toegezwaaid. Hij begreep de volstrekte noodzakelijkheid om onherroepelijk den stijl zijner eerste werken te verlaten. Doch, om zulk eene onderneming tot een goed einde te brengen, had hij meer dan gewone zielskracht noodig. Zonder schrik meette rafaël in zijnen geest den moeijelijken weg af, dien hij af te leggen had, en na vier jaren tijds was hetgeen hij gewild had ook volbragt. Eenëntwintig
jaren was hij oud, toen hij zijne dwaling inzag; met zijn vijfentwintigste jaar was die dwaling weder volkomen hersteld.
Om het volle gewigt dier hervorming te beseffen, moet men met de Bruiloft der H. Maagd de Graflegging van christus vergelijken, die tegenwoordig in de galerij van Prins borghese te Rome gevonden wordt. Tusschen deze beide
| |
| |
schilderstukken is het onderscheid zoo ontzettend groot, dat zij niet van de hand deszelfden schilders schijnen te zijn. De stijl der Graflegging heeft met de school van perugino niets meer gemeen; hij wijst regtstreeks op leonardo da vinci en masaccio terug; aan michel angelo herinnert eenigermate de uitvoering van het beeld des hoofdpersoons; nogtans schijnt het, alsof rafaël bij het schilderen dezer figuur nog veelvuldiger en nog meer met de natuur te raad gegaan is, dan met het carton van den oorlog tegen Pisa. In plaats van pronkend zijne ontleedkundige geleerdheid ten toon te spreiden, legde hij er zich op toe, alles, wat vrucht zijner studiën was, te vereenvoudigen. Wat de kracht van uitdrukking der hoofden betreft, laat zich niets uitdenken, dat meer bewondering zou verdienen en de waarheid naderbij komen. Nimmer is de smart op eene treffender en grootscher wijze voorgesteld. Elke trek des aangezigts moet er toe dienen, om de aandoening aan den dag te leggen, welke ieder der personen in het bijzonder en allen gezamentlijk beheerscht. De zielepijn van johannes, van maria en van de overige heilige vrouwen is met eene levendigheid voorgesteld, van welke de geschiedenis der schilderkunst slechts weinige voorbeelden kan opleveren. Het is niet waarschijnlijk, dat rafaël, eerst vijfëntwintig jaren oud, zonder hulp van leonardo da vinci de innige uitdrukking der geweldige smart, welke zich in de hoofden der figuren van de Graflegging vertoont, zou hebben kunnen ontwerpen. Geheel het stuk is verheven en aandoenlijk tevens, en door de alles overtreffende bekwaamheid des schilders heeft het godsdienstig gevoel zijne ware uitdrukking gevonden.
Rafaël had juist aan den Hertog van Urbino geschreven, en dien Vorst verzocht, hem bij den Gonfaloniére van Florence aan te bevelen, opdat deze hem het beschilderen eener zaal in het paleis der Republiek mogt toevertrouwen, toen hij van bramante eenen brief ontving, die hem naar Rome riep. Paus julius II was voornemens, verscheidene vertrekken in het Vatikaan met wandschilderijen te doen versieren; en bramante, rafaël oom, aan wien de bouwkundige werken in het Pauselijke paleis waren opgedragen, had snel de gelegenheid aangegrepen, om de begaafdheden van zijnen neef in het glansrijkste licht te plaatsen. Rafaël's schrijven aan den Hertog van Urbino en bramante's brief aan rafaël zijn beide van het jaar 1508. Wij hebben ge- | |
| |
zien, hoe rafaël zich door de moeijelijkste studiën tot het uitvoeren der gewigtigste kunstwerken had voorbereid. Wel is waar bezat hij de wetenschap van leonardo da vinci en duonarotti nog niet, en echter durfde hij zich aan de belangrijkste ondernemingen wagen. Zonder het antwoord des Hertogs van Urbino af te wachten, zonder een voor eene kerk te Florence bestemd schilderstuk te voltooijen, begaf bij zich vol vreugd en hoop op weg naar den Tiber. Maar ondanks bramante's aanbeveling, die zich voor zijnen neef borg gesteld had, had julius II, die nimmer wachten en niets uitstellen kon, het grootste gedeelte der werken, welke hij voornemens was te doen uitvoeren, reeds aan anderen verdeeld. Intusschen liet
rafaël zich noch door den roem noch door de menigte der mededingers afschrikken, welke hij hier ontmoette; integendeel ging hij rustig aan het werk, en begon onverwijld met het beschilderen der onder den naam van de Signatuur bekende zaal. De eerste zamenstelling, die hij ontwierp, was de Theologie, algemeen bekend onder den naam van de Disputatie over het heilige Sacrament. Ofschoon sommige partijen van dit ontzettend groote schilderwerk weder aan de eerste studiën des kunstenaars herinneren, en ofschoon rafaël, volgens de leer zijns eersten meesters, ook goud gebezigd heeft, welks gebruik hij zich later niet meer veroorloofde, zoo is 't toch allezins blijkbaar, dat de Theologie met roem het begin eener derde periode kenmerkt, in welke rafaël's stijl breeder, vruchtbaarder en meer verscheiden wordt, dan in de beide voorafgegane tijdperken.
Deze verwonderlijke fresque, welker eigenlijke stof geene andere is dan de verborgenheid van het Avondmaal, is met eene losheid, grootschheid en eenvoudigheid behandeld, die boven allen lof verheven zijn. De gansche zamenstelling is met eene stoutheid ontworpen, die bij een' vijfëntwintigjarigen jongman verbazing wekken moet, en zelfs nog bij eenen meester verwondering zou baren, die in het oefenen der monumentale schilderkunst vergrijsd was. Wanneer men dit werk aanschouwt, van hetwelk al de deelen zich zoo natuurlijk verklaren en zoo verwonderlijk zich het een in het ander voegen, zou men schier denken, dat de schilder daarbij niet veel verbeeldingskracht heeft behoeven aan te wenden. De drieëenheid, welke geheel het tooneel beheerscht, de aartsvaders, de heiligen, de apostelen, de evangelisten, de schriftgeleerden, met één woord al de figuren, hebben het
| |
| |
karakter, dat voor hen gepast is. Vrome aandoening bezielt al de gezigten en openbaart zich in houding en beweging van al de afgebeelden; maar hier paart zich de uitdrukking van het godsdienstige gevoel op eene heerlijke wijs met de schoonheid der gedaante. De Theologie van rafaël heeft noch met giotto noch met Fra angelico iets gemeen, en toch kan men aan het met veel bekwaamheids uitgevoerde schilderstuk al de tijdperken en veranderingen herkennen, welke des meesters stijl van den aanvang af doorloopen heeft. De hoofden denken; de handen voltooijen door hare beweging de uitdrukking van oog en lippen; de kleederen zijn op grootsche wijs gedrapeerd, en hebben niets van den betrekkelijk kleinen stijl van perugino. Er ligt in deze fresco-schildering, waarmede rafaël in het Vatikaan debuteerde, zulk eene wegslepende bekoorlijkheid, zooveel frischheid, glans en leven, dat grondige kenners daaraan zonder bedenken den voorrang boven al de andere werken van onzen schilder toekennen. Hoezeer nu deze meening de onze niet is, zoo gelooven wij, dat zij met veelvermogende redenen kan ondersteund worden. Julius II werd door de schoonheid dezer eerste zamenstelling in zulk eene bewondering gebragt, dat hij al de andere begonnene en zelfs de reeds voltooide fresco-schilderijen weder wilde vernietigen, om geheel het werk aan rafaël's penseel toe te vertrouwen. Uit achting voor zijnen leermeester bad sanzio, dat van dit vernietigingsvonnis een plafond mogt uitgezonderd blijven, hetwelk perugino geschilderd had. Tot sieraden in de zaal der Signatuur nam rafaël de door sodoma uitgevoerden.
De Philosophie, meer bekend onder den naam van de Atheensche school, op den wand tegenover de. Theologie geschilderd, is in mijne oogen de volledigste ontwikkeling en de kunstrijkste aan den dag legging van rafaël's talent. In den stijl dezer compositie heerscht iets veelomvattends, krachtigs en zekers, dat geene jeugdige hand schijnt aan te duiden. De figuren zijn zeer vele in getal, en toch heeft de kunstenaar ze met zooveel oordeel verdeeld en met zoo scherpen blik uitgekozen, dat in het ontzettend groote schilderstuk zelfs geen spoor van verwarring is. Bij de opvatting en ordonnantie van dit werk heeft rafaël zich gelukkigerwijs door petrarca laten inspireren; en zeker was er, om eene stof van zulk eenen aard meester te worden,
| |
| |
met geen beter onderwijzer te raad te gaan, geen onbedriegelijker gids te volgen. De architektuur, die aan de figuren tot raamlijst dient, is vol losheid en bevalligheid. Het licht is met bekwaamheid en geluk verdeeld, breidt de ruimte uit, en geeft aan het tooneel eene diepte, welke het oog gelijkelijk bekoort en verbaast. Aristoteles en plato, die de hoofdfiguren uitmaken, geven eene regt duidelijke verklaring van den aard der behandelde stof. Archimedes, pythagoras, diogenes, zoroaster, elk op karakteristieke wijs voorgesteld, noemen zich om zoo te spreken zelven en laten den beschouwer omtrent hun' persoon geen' oogenblik in twijfel. De Philosophie, gelijk rafaël die begreep en aanduiden wilde, is niet slechts de wetenschap, welke wij heden ten dage onder dien naam verstaan: zij is veeleer de vereeniging aller kundigheden, die door het vrij gebruik des verstands, zonder tusschenkomst van het geloof, verkregen worden. De eerwaardige en verheven stempel, dien de gewoonte van wijsgeerig gepeins op het gelaat pleegt te drukken, kan onmogelijk treffender voorgesteld worden, dan hier geschied is. Aristoteles en plato dragen het schitterend kenmerk der studiën, die hun geheele leven bezig gehouden hebben, op het voorhoofd. In geheel de achtbare vergadering van wijzen en geleerden is ook niet eene eenige figuur, die geene bijzondere opmerking verdient; want overal heeft de schilder zich beijverd, verscheidenheid in de physionomiën te brengen.
De Jurisprudentie is in twee vakken gesplitst geworden, die tot twee schilderstukken stof leveren: het Burgerlijke en het Kerkelijke Regt. De figuren zijn goed gekozen; maar de schilderij kan in het grootsche der compositie noch met de Theologie noch met de Philosophie vergeleken worden. Ondertusschen zal niemand zich kunnen onthouden, Keizer justinianus, die aan de linkerhand van den beschouwer gezien wordt, te bewonderen, en evenmin Paus gregorius IX, wien rafaël met fijne vleijerij de gelaatstrekken van julius II gegeven heeft. De beide vertegenwoordigers van het civiele en kanonieke regt zijn met meesterlijke eenvoudigheid voorgesteld.
De Poëzij, of de Parnassus, die men tegenover de Jurisprudentie ziet, houdt weder op eene waardige wijze de vergelijking uit met de Theologie en met de Philosophie.
| |
| |
De wand, waarop rafaël deze ontzettend groote compositie geschilderd heeft, is, even als die, waarop de Jurisprudentie afgebeeld is, beneden van een venster doorsneden, welks licht aanvankelijk het oog zeer doet en de onderzoekende beschouwing hindert. Na weigene minuten nogtans omvat de blik zonder moeite den harmonischen zamenhang van dit heidensche gedicht, en beschouwt met verrukking al de figuren, welke rafaël's penseel in bonte groepen op den daardoor levenden muur getooverd heeft. Hier heeft sanzio andermaal petrarca tot geleider genomen. Ten gevolge eener gril, welke wij heden niet begrijpen kunnen, maar welke tijdens het begin der zestiende eeuw niemand verbaasde, houdt Apollo, in plaats van eene lier, eene viool in de hand, en het hoofd van dit beeld ademt tevens geestdrift en wellust. Wat de Muzen betreft, zoo zijn alle zonder onderscheid van eene voor Godendochters passende schoonheid. De uitdrukking van het gelaat, de bevalligheid der bewegingen, de fijnheid der kleedingstoffen kunnen niet overtroffen worden. Wel is waar kon men, in naam der historische waarheid, het door rafaël gekozen costuum misbillijken, want de Muzen van het Vatikaan zijn niet naauwkeurig op Grieksche wijs gekleed; doch kritische afkeuring zou zelfs daardoor in onze oogen niet geregtvaardigd worden. In deze wijze van bekleeding der Muzen toch is zoo veel volheid en weekheid, dat wij in het ons streelende kunstgenot er niet aan denken om te vragen, of de schilder ook wel in alles aan de Mythologie getrouw gebleven is. Of deze Muzen Romeinsch gekleed zijn of niet, of rafaël de vrouwen van zijnen tijd tot model gekozen heeft of niet, en of hij in hare kleederdragt eenige wijziging heeft aangebragt, hieraan is weinig gelegen. De Muzen, welke de meester ons
voor oogen stelt, zijn afbeeldingen van verheven schoonheid, en de bewondering legt aan het gehengen stilzwijgen op. Zoo rafaël de gedenkteekenen der oude kunst geraadpleegd had, zou zijne fantazie bezwaarlijk Muzen van meer betooverende aanvalligheid hebben kunnen scheppen, en daarom heeft hij welgedaan ze zoo op te vatten, als wij ze voor ons zien. Met bijzonder geluk zijn rondom de Muzen de dichters geordend, homerus, virgilius, horatius, ovidius, dante, petrarca zijn met eene juistheid gekarakteriseerd, die in onzen schilder van eene volkomene bekend- | |
| |
heid met de mannen getuigt, van welke hij ons de afbeelding geven wilde. Het zachte dweepende gelaat van laura's beminde, de forsche tronie des minnaars van beatrice stemmen zoo volkomen met de onsterfelijke dichtwerken overeen, waarin zij het geheim van hun denken hebben nedergelegd, dat het moeijelijk zou vallen, zich deze poëten met andere gelaatstrekken te verbeelden. Ovidius en horatius zijn met geene mindere duidelijkheid en juistheid gekenmerkt. In het hoofd van virgilius paart zich de zwaarmoedige glimlach op bewonderenswaardige wijs met de eerbaarheid van den blik. Wat het hoofd van homerus betreft, zoo is het onmogelijk, zich dit eerwaardiger, majestueuzer te denken; nimmer is de genie van het heldendicht in achtbaarder trekken afgebeeld. De blinde oogen geven aan dit hoofd een bovennatuurlijk voorkomen; op het voorhoofd schittert de dichterlijke geestdrift; de van aandoening bevende lippen, de tastende handen, die in de ruimte iets schijnen te zoeken, alles vereenigt zich tot een hoogst verrassend beeld. En alle deelen dezer compositie zijn onderling door bewonderenswaardige kunst tot een zoo harmonisch geheel verbonden, dat men geene figuur zou kunnen wegnemen, zonder daardoor den gezamentlijken indruk te
bederven.
Het schilderwerk, dat het plafond dezer zaal versiert, heeft betrekking op de Theologie, Philosophie, Jurisprudentie en Poëzij. De beelden van het stuk, de Eerste Zonde, dat boven de Theologie afgebeeld is, dragen den stempel eener aanminnigheid, die niet genoeg bewonderd kan worden. De vindingrijkste fantazie kan niets schooners uitdenken dan de eerste vrouw, terwijl zij de zonde begaat, door welke, naar de voorstelling der kerk, het menschdom in het verderf gestort is. Noch de levende natuur noch de beeldhouwkunst der oudheid kunnen zulk eene volheid en volkomenheid van schoonheid der vormen aanwijzen. Rafaël's eva bezit die jeugd, die tot liefde ontvlamt, die poezele ronding van het vrouwelijke ligchaam, welke de moeder van het menschelijk geslacht kenmerkt; zij is te gelijk venus en latona. Niet minder gelukkig dan de Eerste Zonde is salomo's eerste gerigt en de straf van marsyas afgebeeld.
Deze zaal welker beschildering in 1508 begonnen en in 1511 voltooid werd, zou toereikend zijn om een volkomen
| |
| |
denkbeeld van het derde tijdvak in rafaël's kunstenaarsleven te verschaffen. Heeft sanzio al in later tijd eenige partijen zijner kunst op geleerder wijs behandeld, zoo heeft hij nimmer zijne gedachten met meer helderheid uitgedrukt, nimmer zijn genie schitterender geopenbaard.
De vier schilderwerken, die de wanden der volgende, naar heliodorus genoemde zaal versieren, prijzen zich door voortreffelijke hoedanigheden aan, al bezitten zij ook niet dezelfde kunstwaarde als de fresken, waarover wij zoo even gesproken hebben. Heliodorus uit den tempel verdreven, attila door het gebed van den heiligen leo bedwongen, St. pieter door eenen engel uit de gevangenis bevrijd, en het wonder van bolsenus, wekken verdiende bewondering zelfs bij hem, die zoo even de zaal der Signatuur verlaten heeft. Bij heliodorus wordt, door de zoo levendig voorgestelde beweging der figuren, door de waarheid en duidelijkheid der pantomime, het onderwerp zelf genoegzaam verduidelijkt. De schrik der roekeloozen, die voor den Ridder, welke slechts voor hen zigtbaar is, wegvlieden, de blijdschap der ongelukkigen, die door deze wonderbare tusschenkomst gered worden, de uitdrukking van vurige vroomheid, die het aangezigt van den op de knieën liggenden hoogepriester doet gloeijen, vormen een allerbelangrijkst geheel. Bij attila heeft rafaël op eene gelukkige wijs de basreliefs der kolom van trajanus te baat genomen. Aan het hoofd der voornaamste figuur bewonderen wij de uitdrukking van schrik en verbazing. St. pieter en St. paulus, die in de lucht zwevende aan attila verschijnen, eene geniale en stoute gedachte, zijn met kunstkennis voorgesteld. In al de deelen van dit kunstwerk heerscht eene schoonheid van vorm en eene reinheid, die ons de beste werken der oudheid herinneren. Het is eene bekende daadzaak dat rafaël, dank zij de ruime ondersteuning van julius II en leo X, in het koningrijk
Napels, in Sicilië en in Griekenland teekenaars voor zich onderhield, en dat hij, zonder Rome te verlaten, te allen tijde te Puzzuoli, Syracuse en Athene raad wist in te nemen. Ik ben verre verwijderd, de paarden en ruiters van attila met die der Panatheneën te willen vergelijken; maar desniettemin kan ik mij niet onthouden te meenen, dat veel in rafaël's compositie aan het Parthenon herinnert. Het wonder van bolsenus legde den schilder groote zwarigheden in den
| |
| |
weg; hij is ze al spelende te boven gekomen. Men leest op het gelaat van den ongeloovigen priester verbazing, met schrik gemengd, bij het gezigt der hostie, die leven krijgt en langs welke het bloed afdrupt. De geloovigen, die van dit wonderwerk getuigen zijn, leggen blijkbaar de blijdschap aan den dag, welke zij bij het aanschouwen van het verbijsterde en verwonnen ongeloof ondervinden. Met regt bewondert men aan de Bevrijding van St. pieter de met zoo veel oordeel gekozen verlichting, of veeleer de eigenaardige wijs, waarop rafaël, naarmate zijne kunststof zulks vereischte, het licht wist aan te brengen en te wijzigen. Het flikkeren der fakkels, het stille schijnsel der maan, de glans, die den bevrijdenden Engel omgeeft, zijn met alle aanwending der middelen, welke de kunst verschaffen kan, en met de onovertreffelijkste bekwaamheid, elk naar hetgeen vereischt werd, uitgedrukt. En evenwel, ondanks al het verdienstelijke en uitmuntende, hetgeen wij hebben doen opmerken, moet de zaal van heliodorus voor die der Signatuur in kunstwaarde wijken.
In de laatste door rafaël geschilderde zaal moet men in 't bijzonder den brand van Borgo Vecchio bestuderen. Ik zeg de laatste zaal, want het is bekend, dat de zaal van constantijn, met uitzondering van eenige allegorische figuren, door julius romanus naar het carton van rafaël uitgevoerd is. De Zalving van karel den Groote, de Regtvaardiging van den Paus laten zich met de schilderwerken, van welke wij tot nog toe gesproken hebben, niet vergelijken; en na de grootsche kunstgewrochten, door ons vermeld, moeten deze beide fresquen bijna onbeduidend voorkomen. Wat den slag van Ostia betreft, zoo is het mij onmogelijk, daarin het epische genie te ontdekken, waarvan de Italiaansche kunstregters als om strijd gewag maken. Volgens mijne wijs van beschouwing hebben wij daarin een der minder gelukkig uitgevallene werken van rafaël voor ons. In dezen brand van Borgo Vecchio vinden wij niets, dat bijzonder uitmunt. De voornaamste episoden daarvan wijzen op virgilius en michel angelo, op virgilius wat de vinding, op michel angelo wat de uitvoering betreft: zij herinneren ons het tweede boek der Aeneïs en het plafond der Sixtijnsche kapel. Zeker kan men ook deze fresque niet zonder bewondering beschouwen; doch bij het schilderen van al deze figuren, wier zoo verscheidene hou- | |
| |
dingen ons de ontleedkundige wetenschap des meesters met eenen zweem van gemaaktheid voor oogen stellen, schijnt rafaël zijn genie geweld aangedaan te hebben. De naakte figuren zijn met ongemeene bekwaamheid en met eene waarheid, die niemand miskennen zal, voorgesteld, en toch wekt de
compositie in de ziel van den beschouwer geene zoo bijzondere deelneming: het is blijkbaar een met michel angelo stoutmoedig begonnen en met bekwaamheid volstreden kampgevecht; doch dit heeft rafaël van den weg gevoerd, dien hij geroepen was te bewandelen.
Deze aanmerking is ook met het volste regt op den isai in de St. Augustijns-kerk en op de Sibyllen in Santa Maria della Pace toepasselijk. Ook hier laat rafaël zich wederom in eenen stonten wedstrijd met michel angelo in; hij wil zich met den profeet en met de Sibyllen der Sixtijnsche kapel meten. Daarom zijn de isai in de kerk van St. Augustijn en de Sibyllen in della Pace, ondanks het schoone en verhevene, dat men er van roemen moet, veeleer de zegepraal eener volhardende wilskracht, dan het uit den eigen geest ontsprongen werk van het genie. Men kan, ja men moet deze schilderstukken bewonderen als een blijk van diepe wetenschap, maar men moet tevens ook erkennen, dat rafaël, den voet op den door michel angelo betreden grond zettende, de volle vrijheid en ongedwongene lieftalligheid zijner bewegingen niet heeft weten te bewaren.
De tweeënvijftig fresco-schilderijen in de logen van het Vatikaan zijn eigenlijk slechts eene reeks van improvisatiën. Wilde men ze als de vrucht van langdurige en opzettelijk ontworpene kunstenaars-combinatiën beoordeelen, zoo zou men ligtelijk al te streng omtrent deze schilderstukken te werk gaan. Ontegenzeggelijk is er onder deze geïmproviseerde voortbrengselen meer dan een, waaruit rafaël's scheppend genie ons in zijn' vollen glans te gemoet straalt; dikwerf echter stoot men in deze menigmaal te hoog geprezen reeks van afbeeldingen op tooneelen, welker beduidenis de schilder schijnt miskend te hebben, of die door hem met eene eigenaardige vlugtigheid behandeld zijn. Om dit door mij beweerde te staven, wil ik aan het Avondmaal herinneren, dat onder de bijbelsche tooneelen, door rafaël voorgesteld, wat het plan betreft, onbetwistbaar eene der onvolkomenste en zwakste episoden is. Ten aanzien der uitvoering zeker moeten wij met eenige meerdere omzigtigheid
| |
| |
ons oordeel vellen; want, gelijk men weet, slechts de eerste fresque dezer reeks is door rafaël eigenhandig geschilderd. Bij de versiering en de arabesken heeft hij zich de decoratie in de Thermen van titus ten nutte gemaakt, gelijk men zich nog door vergelijking kan overtuigen, ofschoon de tijd het genoemde overblijfsel der oudheid deerlijk geteisterd heeft; nog tegenwoordig kan men aantoonen, hoe het op schrandere wijs in de versiering der logen nagebootst is.
De in Hampton-court bewaarde fresquen rangschikken zich, wat hooge volkomenheid der kunst en schoonheid der compositie aangaat, op eene waardige wijs onder rafaël's beste werken. De naar deze cartons uitgevoerde tapijtwerken zijn nog tegenwoordig een der heerlijkste sieraden van het Vatikaan. Wat boven alles in deze afbeeldingen uitmunt en daaraan eene bijzondere waarde bijzet, is de heldere, duidelijke opvatting van elk dezer episoden. In deze onwaardeerbare reeks is ook niet een eenig voorwerp, dat zich niet terstond van zelf verklaart; alle figuren hebben eene voor geenen twijfel vatbare rol, elke beweging is juist, alle hoofden hebben eene ligt begrijpelijke uitdrukking. Zoo veel de logen met opzigt tot opvatting en begrip der handeling te wenschen overlaten, zoo gemakkelijk komen deze cartons het begrip te gemoet. Men moet met blindheid geslagen zijn, om, gelijk verscheidene kunstregters in Italië gedaan hebben, de logen met het plafond der Sixtijnsche kapel gelijk te stellen. Zoo men de cartons van Hampton-court aan eene strengere ontleding onderwerpt, verwekken zij in den beschouwer geene andere aandoening dan bewondering. Nimmer heeft rafaël schoonheid van vorm en kracht van uitdrukking op eene meer volkomene wijs vereenigd; nimmer heeft hij eenig werk te gelijker tijd met zoo veel kunstgenie en zulk eene juiste berekening ontworpen. Met opzigt tot verhevenheid van stijl, stoutheid van plan, bevalligheid der bewegingen behoeven deze cartons in niets voor de vertrekken van het Vatikaan onder te doen; en wat aangaat de bekwaamheid, het diepgedachte en de verscheidenheid der vinding hebben zij geene vergelijking hoegenaamd te vreezen. Hoe langer men ze bestudeert, des te meer voortreffelijkheden zal men er in ontdekken; zij zijn een rijke schat, eene onuitputtelijke bron van
onderwijs; alles is daar van rafaël, alles verwijst op zijn eigen denkbeeld; geene vreemde herinnering stoort de
| |
| |
ingevingen van zijn genie; het eenig streven van den meester is, het ideaal; dat hem voorzweeft, te verwezentlijken, en de gehoorzame hand laat zijne verbeeldingskracht nimmer in den steek. Hij improviseert niet; hij denkt, overweegt, wil, en volbrengt dan zijnen wil met onbeperkte magt.
De schilderstukken der Farnesische galerij moet men in twee afdeelingen splitsen. De Triumf van galathea is een heerlijk werk, vol schoonheid, fijnheid, en bevalligheid; de naar hetzelve vervaardigde gravures geven daarvan slechts een zeer onvolledig denkbeeld. Nergens misschien heeft rafaël de antieke kunst met meer geluk nagestreefd; en desniettemin is hij als kunstenaar volkomen zelfstandig gebleven, en van nabootsing is nergens een spoor te ontdekken. Eene aan de Grieksche fabelleer ontleende stof behandelende, werd hij, naar den stijl van zijn tafereel, zelf een Griek. De tijd heeft ons wel de werken van eenen apelles en zeuxis ontroofd, maar aan rafaël schijnt het bijna gelukt te zijn de beide meesters weder in het leven te roepen, om bij hen raad in te nemen. Wat de Geschiedenis van psyche betreft, zoo munt zij wel door de van het groote genie des schilders getuigende verscheidenheid der compositie uit, maar, volgens mijn gevoelen, mag zij op verre na met den Triumf van galathea niet vergeleken worden. Om zich de onvolkomene uitvoering en de eenigzins ruwe verf dezer compositie te verklaren, behoeft men rafaël's levensgeschiedenis slechts op te slaan. Den Triumf van galathea heeft hij zelf geschilderd; de Geschiedenis van psyche heeft hij door zijne leerlingen laten schilderen. Maar, ondanks de onvolkomenheid van het coloriet, heerscht er toch in de Geschiedenis van psyche eene geheel eigenaardige bekoorlijkheid. De Maaltijd der Goden vertoont eene vereeniging van figuren, die met verwonderlijke kunst gegroepeerd zijn; inzonderheid is opmerkelijk en in bevalligheid, correctheid en zachtheid van teekening onovertreffelijk de afbeelding van
venus. Te Rome heb ik, in de vertrekken van Prins borghese, eene uit het Casino afkomstige fresque van rafaël gezien, alexander's trouwfeest met roxane voorstellende, die in bevalligheid door de galathea niet overtroffen wordt.
Rafaël's laatste werk is de Transfiguratie geweest. De gewone meening beschouwt dit schilderstuk als het volkomenste van al wat deze meester heeft voortgebragt; maar
| |
| |
men moet erkennen, dat dit oordeel zelfs geen' schijn van waarheid voor zich heeft. Zoo al de Transfiguratie bewonderenswaardige partijën bevat; zoo christus, mozes en elias met eene het onderwerp waardige verhevenheid voorgesteld zijn, zoo de Apostelen, die hen met door den hemelglans bijna verblind oog beschouwen, door stand en houding op zeer welsprekende wijs hunne verbazing en ontzetting te kennen geven, verdienen toch de andere Apostelen, die aan den voet des bergs staan, dien lof in geenen deele. Men moge het knielende vrouwenbeeld bewonderen, welks vorm zich door het omgevende gewaad afteekent; men moge de stuiptrekkende bewegingen van het door den boozen geest bezeten kind als voortreffelijk kunstgewrocht waarderen; maar deze episode hangt niet onmiddelbaar met de hoofdstof te zamen, het is zelfs, strikt genomen, eene stof op zich zelve. Met opzigt tot de uitvoering zal men, ondanks de strengheid en juistheid der teekening, die fijnheid, oorspronkelijkheid en andere voortreffelijkheden missen, welke de logen van het Vatikaan onderscheiden. Ik spreek niet van de schaduwen, die zich reeds weinige jaren na rafaël's dood veranderd hebben, hetgeen vasari aan de omstandigheid toeschrijft, dat julius romanus tot den eersten aanleg slechte verf genomen heeft; hetgeen waarvan ik spreek is de manier, waarop rafaël het plan van het benedendeel der schilderij ontworpen en uitgevoerd heeft. De stijl, waarin de Apostelen, die aan den voet van den berg Tabor staan, geschilderd zijn, heeft iets gedwongens, en de kleeding is, met weinige uitzonderingen, hard. Het groote schilderstuk der Heilige Familie, dat zich in het Louvre te Parijs bevindt en twee jaren vóór de Transfiguratie op bevel van
frans I vervaardigd werd, is met meer kunst en minder stijfheid behandeld; dezelfde aanmerking geldt van de Madonna en van ezechiël's Gezigt in het paleis Pitti en van de Ste. cecilia te Bologna. Daarom moet men in de Transfiguratie niet de volledigste uitdrukking van rafaël's kunstvermogen en genie meenen te vinden.
Nog verdienen genoemd te worden de portretten van leo X, julius II, bindo, altoviti en de Fornarina. In dit vak der schilderkunst, dat velen ten onregte voor minbeteekenend en weinig roemsgevend houden, wist rafaël nieuwe en heerlijke middelen te baat te nemen, en ieder zijner portretten is een voortbrengsel van dichterlijk genie in den verhe- | |
| |
vensten zin des woords. Ik zeg niets van de ontelbare teekeningen, die onder het oog van onzen meester door marcantonius raimondi in het koper gebragt zijn; want het is mijn oogmerk niet, geheel de rij van rafaël's kunstwerken te monsteren. De voorname werken, van welke ik gesproken heb, kenmerken op eene duidelijke en bepaalde wijs de veranderingen, welke zijn denken, willen en talent ondergaan hebben. Gelukkiger dan misschien iemand ter wereld en door den Hemel in ruimen overvloed met al de gaven van het genie beschonken, leefde deze man slechts voor de kunst en voor de liefde, en stierf in den ouderdom van zevenëndertig jaren. Op den dag vóór zijnen dood zeide hij alle heerlijkheid vaarwel in de armen zijner Fornarina. Bezat hij al niet de wetenschap van eenen leonardo da vinci en michel angelo, het verblindend coloriet van titiaan, de diepe uitdrukking van correggio, zoo verdient hij desniettemin de Prins der Schilderkunst genoemd te worden, en dezen roemrijken naam heeft hij zich door zijn alomvattend genie verworven. In zijn kort maar vruchtbaar leven is het hem, zeker, meer dan eens gebeurd, dat hij aan zuiver schilderachtige werking de ernstige zijde zijner gekozene en bewerkte stoffen ten offer gebragt heeft; maar wij moeten ook niet vergeten, dat hij stoffen van allerlei aard behandeld heeft. De kunst het oog
te streelen, de kunst te verleiden en te betooveren bezat hij in zulk eenen graad, dat zijne hand niet altijd de overweging afwachtte, en dat hij zich somwijlen van de moeite om te denken, als onnoodig tot de werking van zijnen kunstarbeid, ontsloeg, zich eeniglijk op de schoonheid zijner liniën verlatende, en door deze den strengeren kunstregter het zwijgen opleggende. Is nu al rafaël in alle deelen der kunst de eerste niet, zoo zal toch geen schilder hem den eersten rang betwisten willen; want geen hunner heeft, in die mate als hij, alle eigenschappen in zich vereenigd, welke studie en eigen genie verschaffen kunnen. |
|