Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 751]
| |
bestuur werd de gestrengste zuinigheid ingevoerd; vele nuttelooze ambten werden vernietigd; het reeds kleine leger onderging nog eene aanmerkelijke vermindering; hatelijke wetten werden ingetrokken; in een woord: de Amerikaansche Staatsregeling werd tot eene waarheid verheven, en in al hare eenvoudigheid en zuiverheid ten uitvoer gebragt. Maar het was ook het oogmerk van den Heer jefferson, om, tot in de geringste kleinigheden, die eenvondigheid van zeden te handhaven, welke hij als het eigenaardig kenmerk van Gemeenebesten beschouwde. Bij zijne aanvaarding van het presidentschap was hij eenigzins verlegen met de étiquette, welke de buitenlandsche Gezanten, vooral hunne vrouwen, in zijn eigen huis zochten in te voeren, en vreezende, dat de vrouwen en dochters der Leden van de Regering insgelijks met dit euvel mogten worden besmet, verzuimde hij geene gelegenheid om het tegen te werken. Hij oordeelde wijselijk, dat, ook in deze zaak, het voorbeeld meer zou afdoen dan alle voorschriften, en begon de manieren te herscheppen zoo als welligt franklin 't zou hebben gedaan. Ging hij des voormiddags een bezoek afleggen, dan reed hij uit zonder bediende, bond zijn paard aan de deur der bezochte woning vast, en stapte als de eenvoudige jefferson naar binnen. Kwamen de vreemde Gezanten bij hem ten eten, dan ontving hij hen allen met gelijke beleefdheid, hield zich met allen evenzeer bezig, en liet hen zonder eenige rangschikking plaats nemen aan zijne tafel, van welke hij de honneurs zoodanig waarnam, dat genoegen en opgeruimdheid er de beste geregten van waren. Eens echter reed de vrouw van den Spaanschen Ambassadeur morrende naar huis, wijl zij lager had gezeten dan de vrouw van een ander Gezant, wiens Vorst zij verre beneden den Koning van Spanje achtte. Zijne Katholieke Majesteit was, zoo ze meende, diep gekrenkt in hare persoon; want wie haar beleedigde, deed het haren man, en wie haren man beleedigde, deed het den Koning. De Don kon alzoo niet wel anders dan een' raad bijeenroepen van zijne beste vrienden. Een hunner wilde den President verontschuldigen, en het vergrijp voorstellen als een onschuldig gevolg van diens onbekendheid met de étiquette; maar dat ging volstrekt niet aan: men kon de eer des Konings niet blootstellen aan de grillen van ieder, die zich een republikein verkoos te noemen. De Dame vooral drong op voldoening aan, en de Raad besloot, dat de Gezant-zelf die voldoening zou gaan vragen. | |
[pagina 752]
| |
Eenige uren later werd de Spaansche Ambassadeur den Heere jefferson aangediend, die bij zijne boeken zat. Hij deed zich zijne laarzen brengen, en een er van hebbende aangetrokken begaf hij zich, met de andere in de hand, naar het vertrek waar Zijne Excellentie zich bevond. De deur reeds half geopend hebbende, gaf hij zijn' knecht nog eenige bevelen ten aanzien van zijn paard, en toen, binnenstappende, verwelkomde hij den Gezant, terwijl hij de tweede laars aantrok, met zijne gewone vrolijkheid, zeggende: ‘Ga zitten, ga zitten, geene komplimenten hier; ik bid u! Het is mij regt aangenaam u te zien!’ en begon met een, zonder acht te slaan op de verwarring des Ambassadeurs van den Koning van Spanje en der Indiën, een algemeen gesprek; den man van ware beschaving stellende tegenover den Gezant met zijne hofgebruiken, en de natuurlijke waardigheid des Wijsgeers tegenover de koele terughouding van den Staatsman. - De Spanjaard vertrok weldra, en berigtte aan zijne vrouw en vrienden: dat ze voortaan, wanneer ze weder bij den President genoodigd wierden, de waardigheid van hunne Meesters maar te huis moesten laten. |
|