| |
Zweden en Oscar I. (Uit bran's Miscellen.)
De lotgevallen van Zweden sedert den dood van karel XII zijn in geheel het tijdvak der nieuwere geschiedenis de belangrijkste en minst bekende. Tenaauwernood heeft men aan deze zijde der Oostzee de pogingen van Zwedens tegenwoordigen, met het volk zoo eng verbonden beheerscher, om uit het lapwerk van het thans aanwezige stelsel, dat uit de onzamenhangende brokken van verscheidene omwentelingen bestaat, een geheel te vormen, eenige oplettendheid waardig gekeurd. Alwat daarover in Duitsche, Fransche
| |
| |
en Engelsche dagbladen eenen weg vond, bepaalt zich er toe, ter kennisse te brengen, dat er te Stokholm iets beraamd werd, wat men te St. Petersburg afkeurde en te Koppenhagen met een oog van mistrouwen gadesloeg. Maar Zweden, dat thans met Noorwegen zoo naauw verbonden is, mag niet aan vergetelheid en onverschilligheid overgelaten worden. Terwijl reeds Zwedens aardrijkskundige ligging daaraan bijna de veiligheid van een eiland verschaft, wordt het nog daarenboven door zandbanken, klippen en de ontelbare gevaren eener barre rotskust beschermd; en juist deze gevaren hebben er een geslacht van stoute, welervarene zeelieden gevormd, wier bekwaamheid zelfs niet door Brittanjes scheepvaarders in de schaduw gesteld wordt. Eene landweer-inrigting voor burger- en boerenstand heeft Zweden met eene talrijker en doelmatiger armee voorzien, dan algemeen bekend is; en Noorwegen, dat, nog weinige jaren geleden, Zweden met dezelfde woelingen en moeijelijkheden scheen te bedreigen, waaraan Engeland door Ierland onderworpen wordt, heeft, door ondervinding geleerd, de waarde der vereeniging zoo hoog leeren schatten, dat thans de Noorwegers zelven de eersten zouden zijn, die de wapenen aangrepen, om zich tegen hunne eigene onafhankelijkmaking te verzetten. Indedaad vormt Zweden de grenswacht van het noordelijk Europa tegen de aanvallen van Rusland, en is, als boeder der Baltische zeestraat, van nog meer gewigt dan Denemarken. Zijn beheerscher is een Vorst, die ook in de letterkundige wereld door verscheidene philanthropische geschriften bekend is, waarin de dialectische behendigheid der oude wijsbegeerte zich gepaard vertoont aan de edelste gevoelens van ware
menschlievendheid.
Men kan echter als stellig aannemen, dat Zweden zich langer dan eene eeuw slechts in eene overgangsperiode bevond. Van den dag af, toen karel XII in deloopgraven voor Frederikshal snenvelde, waren de elkander opvolgende regeringen weinig meer dan provisionele; en eerst nu bereiden zich, op uitnoodiging van den indedaad verlichten
| |
| |
oscar, de Stenden, om over de inrigtingen te beraadslagen, die tot de grondlegging eener duurzame staatsregeling vereischt worden.
Voltaire's levensbeschrijving van karel XII gelijkt eer een' belangwekkenden roman, dan eene op ware daadzaken rustende geschiedenis. Hij verbergt ons, dat karel, ofschoon algemeen bij het volk bemind, evenwel door de leden zijner naar het leenstelsel ingerigte aristoeratie ten hoogste verfoeid werd, omdat hij de dwingelandij, welke zij in hare bijzondere gebiedskringen oefenden, met een ijzeren despotismus vernietigde. De kogel, door welken de Monarch gevallen is, kwam niet uit de vesting, en even min uit eene hand, waaromtrent nog twijfel bestaat; liguier, door den ontevreden Adel gehuurd en daarenboven door bijzondere en partijdriften aangespoord, heeft hem vermoord. De hoed, dien karel in den noodlottigen nacht op het hoofd droeg, wordt nog tegenwoordig te Stokholm met vrome zorgvuldigheid bewaard; de oppervlakkigste beschouwing toont, dat hij door een' kleinen pistoolkogel, op weinige schreden afstands gelost, doorboord is geworden, en dat deze kogel van de regter- naar de linkerzijde ingedrongen is; eene rigting, welke hij onmogelijk had kunnen hebben, ware hij van den vestingswal geschoten.
Na zijnen dood handelden de zaamgezworenen, alsof zij niet slechts eenen Monarch, maar ook de geheele Monarchie vernietigd hadden. Volgens eene oude wet verloor eene Zweedsche Prinses haar erfregt door huwelijk. Karel's beide zusters waren aan Duitsche Prinsen gehuwd; de oudste was Hertogin van Holstein-Gottorp geworden, en had bij haren dood haar regt van opvolging op haren zoon overgedragen; de tweede, ulrike eleonore, was de gemalin van den Prins van Hessen-Kassel; doch, daar haar gemaal een' aanzienlijken post in de Zweedsche armee bekleedde, nam zij haar woonverblijf te Stokholm. Men onderstelde, dat görtz, karel's begunstigde Minister, reeds plans ontworpen had, om aan den jongen Hertog van Holstein-Gottorp het regt van erfopvolging te verzekeren, en dat karel zelf tot dit ontwerp overhelde, wijl hij inzag, dat eene erkenning van dit regt een zeer gevoelige slag voor de laat- | |
| |
dunkende aanmatigingen der leenroerige aristoeratie zou wezen. In deze omstandigheden nu werd liguier, die Adjudant van den Prins van Hessen-Kassel was, door de belangen van zijnen heer, door persoonlijken haat en door zijne betrekkingen met de Zweedsche oligarchie, tot het bedrijven van den moord verleid. In den nacht, toen de Monarch het leven verloor, stond die officier aan karel's regterhand, en het is eene bewezen daadzaak, dat de pistoolkogel in 's Konines regter hoofdslaap indrong, en aan het linker oog, dat uit zijne kas gerukt werd, weder naar buiten kwam.
Welke twijfelingen ook overigens omtrent karel's dood ontstaan mogen zijn, de barbaarsche behandeling van görtz blijft iets, waaromtrent geen twijfel aanwezig is. De Koning was niet zoodra gevallen, of liguier bragt daarvan met de hoogstmogelijke snelheid de tijding aan den Prins van Hessen-Kassel; er werd een geheime krijgsraad zaamgeroepen, en zonder verwijl zond men den overste baumgarten af, om zich van den persoon van görtz te verzekeren, alvorens het berigt van den dood zijns meesters hem bereiken kon.
Eer wij van de overweldiging der regeringsmagt door de oligarchie gewag maken, willen wij een' vlugtigen blik werpen op de behandeling van den gevallen Minister. Baumgarten neemt hem in alle stilte gevangen. Görtz, daarover in de uiterste verbazing, schrijft aan karel XII eenen brief, dien hij ter hand stelt aan den overste, welke zijn woord geeft, dat hij hem zeker bezorgen zal; doch hij levert hem terstond aan Prins frederik over. Zoo werd görtz, onder strenge wacht en in volle onkunde der voorgevallene gebeurtenissen, naar Stokholm gezonden. Hier werd hij omtrent drie maanden lang gevangen gehouden en moest bijna elken dag vermoeijende verhooren doorstaan - eene nutteloos hem aangedane kwelling, daar zijne veroordeeling vooruit besloten was. Eindelijk werd het doodvonnis over hem uitgesproken, en de gronden, waarop dit vonnis berust, bewijzen, dat zijne straf werkelijk een geregtelijke moord geweest is. Het luidde aldus: ‘George hen- | |
| |
drik Baron von görtz is veroordeeld, door de hand des gewonen scherpregters zijn hoofd te verliezen en naast de galg begraven te worden, omdat hij wijlen den Kening overreed heeft, de trouw zijner onderdanen in twijfel te trekken; omdat hij 's Konings vertrouwen in den Senaat en de overige staatsmagten ondermijnd heeft; omdat hij de het meest aan Z. Maj. en het algemeene welzijn verknochte personen van het bestuur der staatsaangelegenheden verwijderd heeft; voorts omdat hij door verderfelijken raad en tirannieke middelen zijner eigene uitvinding, als ook door het misbruiken der magt, met welke hij bekleed was, den Koning bewogen heeft den oorlog voort te zetten; omdat hij oneenigheid en mistrouwen tusschen den Koning en de ware vrienden van Zweden gezaaid, omdat hij de Zweden van hun geld
en goed beroofd heeft; met één woord: omdat hij de bewerker van al het onheil is, waaronder thans het land gedrukt gaat. De bewijzen voor al die beschuldigingen blijken uit zijne papieren en zijne handelingen.’
Zulk eene reeks van onbepaalde en onzekere beschuldigingen zal bezwaarlijk ooit in eenige andere regterlijke uitspraak voorgekomen zijn. Niettemin werd dit barbaarsche oordeel voltrokken. De Zweedsche Adel gedroeg zich als eene bende toomelooze schooljongens, die, van den strengen schoolmeester verlost, terstond stok en roede stuk breken, welke, al zijn zij geene werktuigen van tuchtiging geweest, toch voorwerpen van vrees waren.
De armee had ulrike eleonore, de gemalin van haren veldheer, als opvolgster op den Zweedschen troon uitgeroepen. Het was eene volkskeus, tegen welke de Senaat zich niet durfde verzetten; doch de Senatoren verwierven van de Prinses eene schriftelijke verbindtenis, waarin zij tegen alle magt, welke haar willekeurig mogt opgedragen worden, protesteert, voor haarzelve en hare nakomelingen afstand doet van alle met de vrijheden van Zweden onbestaanbaar koninklijk praerogatief, en eene vergadering harer Stenden zamenroept, om de aangelegenheden des rijks te regelen.
De Stenden maakten eene nieuwe staatsregeling gereed,
| |
| |
welke zij Regeringsvorm noemden, en die uit eenënvijftig artikelen bestond. Hare strekking was, de Monarchie in eene erbarmelijke, zwakke oligarchie te veranderen, den regeerder alle magt te ontnemen en die op den Senaat en de Stenden over te dragen.
In deze nieuwe staatsregeling was de vergadering der Stenden in vier klassen verdeeld: den Adel, de Geestelijkheid, den Burger- en den Boerenstand, die alle in afgezonderde vertrekken zitting hadden en stemden. Dit grondeuvel der Zweedsche Constitutie bestaat nog tegenwoordig, en de noodzakelijkheid, om de toestemming der vier Stenden tot elke organieke verandering te verkrijgen, is de grootste hinderpaal tegen de constitutionele hervormingen, welke door den regerenden Monarch voorgeslagen zijn geworden. De Stenden moesten alle drie jaren tot eene zitting van drie maanden, of zoo veel langer tijd als zij zelven zouden goedvinden, bijeenkomen. Gedurende dit bijeenzijn kwam hun de hoogste regeringsmagt toe; zij hadden het uitsluitend regt om oorlog of vrede te maken, den geldkoers te regelen, de opengevallene plaatsen in den Senaat te vervullen, over de bediening des regts te waken, en onderzoek te oefenen in zaken van hoogverraad. Waren de Stenden niet vergaderd, zoo werd die magt in naam door den Koning en den Senaat gezamentlijk geoefend, indedaad echter door dezen laatsten alleen, want zonder toestemming van den Senaat kon de Koning niets doen. Ulrike werd haren toestand weldra moede; met bewilliging der Stenden stond zij den troon af aan haren gemaal, die echter eerst dàn als Koning uitgeroepen werd, toen hij de plegtige verklaring zijner verknochtheid aan den Regeringsvorm had afgelegd.
Zweden werd derhalve, gelijk Polen, door eene oligarchie geregeerd en met hetzelfde lot bedreigd. De Senaat was in twee factiën verdeeld, die beide door buitenlandsch goud onderhouden werden: de predikers van den vrede met Rusland, die de Mutsen genoemd werden, slaperig en werkeloos, en de Fransche factie, die tot oorlog met Rusland genegen was, en welke men met den naam van de Hoeden onderscheidde, als 't ware om aan te duiden, dat
| |
| |
zij tot den strijd hunne hoofden dekten. Doch, hoezeer deze twee factiën met betrekking tot de buitenlandsche aangelegenheden van verschillende meening waren, kwamen zij in één punt volkomen overeen, te weten in het vast besluit, om het Koningschap tot eene ijdele schijnvertooning en magteloozen naam te doen neêrzinken en het in dien staat te houden. Dus was de toestand van het Koningschap gedurende de regeringen van frederik en diens zoon adolf. De dood van dezen laatsten, in het jaar 1771, was de eerste gebeurtenis, die de magt der oligarchie aan het wankelen bragt.
Gustaaf III, adolf's zoon en opvolger, was tijdens het afsterven van zijnen vader te Parijs. Zijn verblijf had in de Fransche hoofdstad niet weinig opzien gebaard. Hij was welgemaakt, vernuftig, en ervaren in die oppervlakkige philosophische redeneerkunde, welke voltaire's school in de mode gebragt had. Lodewijk XV, die, trots zijne ondeugden en zijne zucht tot geldverkwisting, vele schoone vorsteneigenschappen bezat, bewees den jongen Zweedschen Koningszoon eene warme genegenheid; het hof maakte hem tot den afgod der mode. Gustaaf was in het kabinet des Hertogs van choiseul een even welkome gast als in de salons der Gravin du barry. Wanneer men de Gedenkschriften dezer laatste gelooven mag, zoo trachtte lodewijk XV den jongen Prins van de noodzakelijkheid te overtuigen, om, bij het aanvaarden zijner regering, een valsch spel met de oligarchie te spelen. Zeker is het, dat gustaaf zonder tegenspraak de veiligheidsakte onderteekende, welke hem door de Stenden werd voorgelegd, en dat hij, toen frederik de Groote, dien hij op zijne terugreis bezocht, hem over dit onderwerp ondervroeg, alle oogmerk, om aan de bestaande Constitutie van Zweden iets te veranderen, volstrekt loochende.
De twisten over de hoogste magt wekten tusschen de twee partijen der Hoeden en der Mutsen allengskens de geweldigste wederkeerige verbittering. Daar zij afwisselend op den Rijksdag de overhand verkregen, begingen zij, onder wettige vormen, gewelddadigheden, die noodzakelijkerwijs
| |
| |
schrikkelijke wederwraak moesten na zich slepen. In het jaar 1756 was de magt in de handen der Hoeden, en zij zonden verscheidene hunner mededingers naar het schavot. Op den Rijksdag van 1772, die bij gustaaf's troonbestijging gehouden werd, hadden de Mutsen de overhand, en drongen er op aan, dat geheel de tegenpartij van alle staatsposten, die staatkundigen invloed verschaffen konden, uitgesloten zou worden. De Hoeden telden echter in hun midden het grootste aantal adellijke familiën van het rijk, en de vrees van deze voor de vergelding, welke de Mutsen konden oefenen, bewoog haar, in het geheim de bescherming van den Koning in te roepen, en hem zulk eene uitbreiding der koninklijke magt te beloven, als hem in staat kon stellen haar die bescherming krachtdadig te verleenen. Gustaaf maakte van dit beslissend tijdstip gebruik, om eene der verwonderlijkste omwentelingen tot stand te brengen, van welke de Geschiedenis gewag maakt - des te verwonderlijker, omdat bijna elke stap daartoe in tegenwoordigheid van den Senaat geschiedde en de goedkeuring van dat ligchaam ontving.
Door de misnoegde Hoeden verzekerde gustaaf zich van het leger; doch, boezeer het garnizoen van Stokholm hem het bezit dier hoofdstad waarborgde, was het moeijelijk de provinciën te winnen, waar de garnizoen houdende regementen over uitgebreide landstreken verstrooid lagen. Er moest een voorwendsel gevonden worden om hen zaam te trekken. Door den Koning in het geheim daartoe aangespoord, sloot de Gouverneur van Christiaanstad, hallichius, de poorten dier gewigtige vesting, stak de vaan van het oproer op, en vaardigde een hevig manifest tegen de Stenden uit, waarin hij hen de omgekochte huurlingen van vreemde Mogendheden noemde. Opzettelijk was het gerucht verspreid geworden, dat het doel van dezen opstand was, het Koningschap geheel en al af te schaffen, en de regering in eene oligarchie, onder bescherming van Rusland, te veranderen.
Het oproer in Christiaanstad bood aan 's Konings broeder een geschikt voorwendsel, om vijf of zes regementen uit
| |
| |
de provinciën bijeen te trekken; de Senaat nam met dezen maatregel genoegen, doch vorderde, dat het opperbevel aan iemand uit zijn midden opgedragen zou worden. Eer er nog een bevelhebber gekozen was, was de omwenteling voltooid. Terwijl zij hunne oplettendheid op Christiaanstad gerigt hadden, nam de Koning vreedzaam bezit van Stokholm. Des avonds van den 19 Augustus 1772 woonde de Koning de voorstelling van Peleus en Thetis bij, de eerste opera, die in de Zweedsche taal geschreven is geworden. Nadat het stuk geëindigd was, keerde hij in zijn kabinet terug, en schreef verscheidene brieven, die oogenblikkelijk met renboden verzonden werden. Twee daarvan waren aan zijnen broeder gerigt, en gaven hem te kennen, dat de beslissende slag den volgenden morgen gebeuren zou. Toen gustaaf met schrijven gedaan had, ging hij, in zijnen mantel gewikkeld, naar de onderscheidene wachthuizen; doch reeds na eenige stappen moest hij zich overtuigen, dat nog niet al de soldaten gewonnen waren. Toen hij beproefde in het Tuighuis te gaan, zeî de op schildwacht staande artillerist, hem de bajonet voorhoudende: ‘Gij moogt hier niet binnen.’ - ‘Weet gij dan misschien niet, wie ik ben?’ hernam gustaaf; ‘ik ben de Koning.’ - ‘Ik ken u zeer goed,’ antwoordde bedaardelijk de soldaat, ‘maar ik ken ook mijn' pligt.’
Aan de Admiraliteit viel hem eene betere ontvangst te beurt, en elk officier, dien hij gedurende den nacht ontmoette, beloofde den volgenden morgen bij hem op het paleis te zullen zijn.
Den 20 Augustus ten 9 ure 's morgens reed gustaaf voor het artilleriepark, dat onder bevel stond van den Hertog van hassenstein, een' natuurlijken zoon van frederik I. De Koning bood den Hertog het opperbevel over geheel het garnizoen aan, maar deze wierp zijnen degen weg en weigerde te handelen. Oogenblikkelijk werd hij door zijne eigene officieren gevangen genomen, en zij allen gingen zonder aarzelen tot gustaaf over. Vervolgens reed de Koning langzaam door de stad terug, terwijl de Senatoren, naar gewoonte, ten 10 ure in hun paleis vergaderd
| |
| |
waren. Een half uur daarna reed gustaaf het slotplein op. Zijne aankomst was zoodanig berekend, dat hij er gelijktijdig met het regement aankwam, hetwelk opmarcheerde om de nachtwachten af te lossen. Hij riep de officieren van beide de afdeelingen te zamen, hield eene vurige aanspraak, waarin bij hun al het onheil schilderde, hetwelk de dwingelandij der oligarchie over Zweden gebragt had, en riep hen, bij de nagedachtenis van gustaaf wasa en van gustaaf adolf, op, om hem in de verlossing van hun vaderland bij te staan. Drie uitgezonderd, zwoeren allen hem gehoorzaamheid. De weêrspannigen werden in naauwe hechtenis gebragt, en afdeelingen grenadiers bezetteden al de ingangen van het Senaatsgebouw, met streng bevel om niemand door te laten.
Door de officieren gevolgd, wilde gustaaf nu de regementen aanspreken; maar, toen hij daartoe het binnenplein overging, werd hij door eenige zachtgesprokene woorden der hem verzellende militairen verschrikt, die twijfel omtrent het volkomen slagen der zaak te kennen gaven. Gelukkigerwijs hoorde een oud serjant, tevens met den Koning, het fluisteren, en riep, om den indruk te stuiten, met luider stem: ‘Lang leve gustaaf! Alles zal goed gaan!’ waarop eene algemeene uitbarsting van geestdrift voor den Koning volgde, welke stemming nog verhoogd werd door gustaaf's aanspraak aan de regementen, die alle beloofden hem tot in den dood te zullen volgen.
Te gelijker tijd had zich door Stokholm het gerucht verspreid, dat de Koning door den Senaat gevangen genomen en dat zijn leven in gevaar was. In talrijke hoopen drongen de burgers naar het paleis, en toen zij er met zekerheid vernamen, dat hij veilig was, gaven zij hunne blijdschap door luid gejuich te kennen. De Senatoren snelden naar de vensters en deuren, om de reden van dit rumoer te vernemen, en bespeurden nu, dat zij zelven gevangen waren. Vervolgens steeg de Koning te paard, om, door een' schitterenden staf omgeven, midden door de hem gelukwenschende menigte, de onderscheidene wachthuizen en militaire posten van Stokholm te bezoeken; officieren en
| |
| |
gemeenen zwoeren hem trouw, en het middaguur was nog naauwelijks voorbij, of geheel de hoofdstad was in zijne handen.
Tegen den 22 Augustus was eene vergadering der Stenden zaamgeroepen. De leden verschenen; maar, toen zij door de pleinen van het slot gingen, zagen zij de regementen onder de wapenen, stukken geschut met de kanonniers er naast, en wachtposten, zoodanig geplaatst, dat zij elke deur en elk venster van hun gebouw bestrijken konden. Onder zulke omstandigheden was eene beraadslaging weinig meer dan een poppenspel, dat men met de meestmogelijke welvoegelijkheid zoo snel mogelijk ten einde moest voeren, en zij traden dus de zaal binnen, reeds voorbereid, om alles te bewilligen, wat men van hen zou vorderen. Gustaaf, omgeven door eenen glans, waaraan Zweden sedert lang niet meer gewoon was, den troon bestegen hebbende, hield tot de vergadering eene buitengemeen lange rede, die in druk een tamelijk groot octavo-boekdeel uitmaakt. Vervolgens legde hij haar een' nieuwen regeringsvorm in zevenënvijftig artikelen voor, welke den stand en de betrekking van Koning en oligarchie ganschelijk omkeeren. Met eenparigheid werd deze Regeringsvorm als grondwet van Zweden aangenomen, en de artikelen werden officiëel door den Rijksmaarschalk en de sprekers der vier Stenden onderteekend. Het zonderlingste gedeelte van dit tooneelspel moest echter nog eerst komen. Naauwelijks was de nieuwe Constitutie onderteekend, of de Koning haalde een gebedenboek uit zijn' zak, en hief met plegtige stem het Te Deum aan, dat door geheel de vergadering demoedig nagezongen werd.
Gustaaf had de magt der oligarchie gebroken; maar zijn geheele volgend leven heeft hij tegen hare geheime woelingen te kampen gehad, die niet zoozeer tegen den persoon des Konings, als wel tegen den roem en de belangen van Zweden gerigt waren. In den oorlog met Rusland werd hij door de land- en zeeöfficieren verraden op een oogenblik, toen niets dan muiterijen hem beletten konden naar St. Petersburg te marcheren. De oorlog eindigde in 1790
| |
| |
met het traktaat van Wereslae; en gustaaf, in regtmatige verbolgenheid over de verraderij der adellijken, riep eene vergadering der Stenden te Gefle bijeen, eene stad aan de Bothnische Golf, ongeveer 60 mijlen van Stokholm verwijderd, en welker bezetting uit twee regementen gardes bestond, die den Koning toegedaan waren.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|