Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende In een' slapeloozen laatsten kermisnacht te Amsterdam. De tijd der Kermis-dronkenschap gaat weer, God dank, voorbij! Onthouding, Matigheid... wat hoon voor uwe Maatschappij! En gij, o Flesch! die 't lot vertoont des Dronkaards en zijn Kind... Geldt gene alleen in theorie en deze slechts in print? - Dus dacht, dus voelde ik in deez' nacht, die slapeloos verging. Ik schaamde mij den eernaam schier van Amstels Stedeling. Wat dwaasheid, wat uitsporigheên, wat dolle razernij! Ik waande me in 't Bagchantenrijk, niet aan het rustige IJ. Nog ruischt, nog dreunt, nog scheurt mij 't oor van kreten zonder tal, Van 't joelend woelend straatgegil en 't Izabé-geschal!... Maar toch één troost gewierd me ook nu: dat geen verdachte kreet, Zelfs bij 't verdierelijkst Gemeen, zich ergens hooren deed. Neen, oproer vindt geen wederklank in ons gezegend Land, En eerlijke armoê deinst terug voor plond'ring, moord en brand. Zoo werd dan 't magtige Amsterdam nog eens de pols gevoeld: Geen Kermisproeve heeft de zucht voor Vorst en Wet verkoeld. ijntema. 23 Sept. 1848. Vorige Volgende