Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een negental puntdichten op dronkaards. 1. Een dronken Zwitser zag, hoe de Aar Zijn woning dreigde te overstroomen; En naauwlijks had hij dit vernomen: ‘Dat duld ik niet! Sinds twintig jaar,’ Dus schreeuwde hij met groot gedruisch, ‘Duldde ik geen water in mijn huis!’ 2. Een dronkaard brak zijn been en lag op straat te steenen. ‘Waar woont gij, arme man, dat wij u hulp verleenen?’ Vroeg een, met deernis aangedaan. ‘Ik woon,’ dus stottert hij; ‘ik woon... ja, in de Zwaan!’ 3. Bibus, de menschenvriend, (eischt dit geen dank?) Drinkt daaglijks zich op uw gezondheid krank. 4. In de Aardrijkskunde is Meeuwis thuis, tot dat de wijn Bij hem zijn werking heeft verrigt; Hij weet, waar stad en dorp en vlek gelegen zijn, Maar zelden waar hij zelf soms ligt! 5. Één ding, zegt Profanus, mishaagt me in 't scheppingsplan: Dat men de spijs niet drinken kan! 6. Pleng wijn, geen tranen op deez' steen, En breng er druiven voor geween; En zij er op geschreven In lett'ren vurig rood: De Wijnzucht was zijn leven, De Waterzucht zijn dood. [pagina 656] [p. 656] 7. Gij noemt een ton den dikken Stol, Maar wikt uw woorden niet terdeeg: Een ton toch is nu vol dan leeg; Maar onze Stol was altijd vol. 8. ‘Begraaf,’ zegt Tijs, ‘mij in een vat!’ - ‘Is 't scherts of ernst; hoe meent hij dat?’ - ‘Voorzeker ernst; ik wil het staven: Door zich aldus te doen begraven, Voldoet hij slechts eene oude schuld; Dat dan zijn wil eens zij bevredigd: Hij heeft zoo menig vat geledigd, Zachts dat hij één ook weder vult!’ 9. Hans bleef op 't beeld van Bagchus staren, Het uithangbord voor eene kroeg; En toen hem iemand lagchend vroeg, Of hij zich dat niet kon verklaren? ‘Wel neen,’ sprak hij, ‘hoe zou ik dat? 't Is mij een onverklaarbaar wonder: De gek zit op het vat, In stede van er onder!’ (Hier en daar ontleend en vertaald.) IJ. Vorige Volgende