keuken, nog zoet water genoeg, om ieder man elken dag een bad te laten nemen. 4o. Het vuur behoeft niet gebluscht te worden, om de ketels van zout en slijm te zuiveren, waardoor brandstof gespaard wordt. 5o. De ketel heeft minder toezigt noodig, alzoo de machine, eenmaal in orde zijnde, alles van zelve verrigt en zich met den vereischten voorraad water verzorgt. 6o. Een ketel zal twee- of driemaal langer duren dan tegenwoordig, omdat hij geene onreinheden opneemt. 7o. Men kan met een vijfde deel der brandstof volstaan, vermits de hitte op platen en pijpen werkt, die van zout- en slijmkorsten vrij zijn, en daar te boven het water, dat uit den condensator terugloopt, reeds zeer heet in den ketel komt. 8o. Ook op drabbige rivieren, zoo als de Missisippi en de Missouri, zal eene machine van lage drukking genoeg zijn, aangezien het drabbige water, ten gevolge der uitdamping, waaraan het te voren onderworpen wordt, zoo helder als kristal in den ketel komt. 9o. Het bersten van den ketel kan geheel en al voorkomen worden.