| |
Geschiedkundig overzigt der Noordpool-expeditiën tot op John Ross.
Het onzekere lot van den wakkeren Kapitein franklin heeft op nieuw het oog van het grootere publiek op de onvruchtbare Noordpool-streken van onzen aardbol gevestigd, en niet enkel de wenschen van Engeland, maar die der geheele beschaafde wereld vergezellen de drie expeditiën, wier uitrusting 25,000 pond sterling kost, en die Engeland gereed staat om uit te zenden, ten einde, zoo mogelijk, zijne stoute reizigers nog van den ondergang te redden. Niet ongepast komt ons dit oogenblik voor, om een overzigt te geven van de vroegere Noordpool-expeditiën. Tot grondslag onzer histo- | |
| |
rische schets van de belangrijkste Noordpool-reizen, vooral van die, welke naar de zijde van Spitsbergen en Nowaja Semlja (Nova Zembla) werden ondernomen, nemen wij een werk, dat op het vasteland misschien weinig bekend is, namelijk A voyage of discovery towards the North Pole etc. by Capt. beechey.
Kapitein beechey vergezelde Kapitein buchan, die in het jaar 1818 te gelijk met john ross tot ontdekking van de Noordpool werd uitgezonden. De expeditie bereikte haar doel niet; en de spoedig daarop volgende belangrijke resultaten, welke ross verkreeg, benevens onderscheidene andere uitwendige omstandigheden, schijnen Kapitein buchan bewogen te hebben, om niets over zijne reis publiek te maken, tot dat eindelijk in 1843 Kapitein beechey besloot, om het gewigtigste naar zijn gehouden dagboek in het licht te geven. Men vindt daarin tevens een historisch overzigt der belangrijkste vroegere pogingen, om Indië langs eenen noordwestelijken zeeweg te bereiken, en dat overzigt dient tot grondslag van onze schets.
Met het omzeilen van Afrika was de weg ter zee naar het land der specerijën, des gouds en der paarlen gevonden, waarmede vooral marco polo het westelijke Europa had bekend gemaakt. Venetië, Genua en Florence verloren den alleenhandel met het Oosten. De stoute ondernemingsgeest van Prins hendrik van Portugal had de spooksels van het onbekende Zuiden, van ‘de zee der duisternissen’ verdreven; en als eene grootsche, zijne eeuw beheerschende gestalte staat columbus, toegerust met den rijkdom der kennis, met stoutheid en onwankelbare volharding, op de onbestemde grensscheiding, waar de middeleeuwen en de nieuwere tijden zich met elkander vermengen. De uitkomst, die hij verkreeg, was ‘eene verovering door nadenken,’ hetgeen zijn tijd zelf niet begreep. Naauwelijks echter had hij de onmetelijke watervlakte, het mare tenebrosum, bedwongen en aan den menschelijken wil dienstbaar gemaakt, of alle Zeemogendheden van Europa haastten zich, om het meestmogelijke nut van de verrassende en bewonderenswaardige ontdekking te trekken. Geweldig speet het hendrik VII, dat hij de gelegenheid van de hand had gewezen, die columbus zelf hem had aangeboden.
| |
| |
De landen in de nabijheid van den equator waren voor Engeland door zijne eigene schuld gesloten; daarom werd aan den zeevaartkundige sebastian cabot de last opgedragen, om eenen weg naar Cathay en Oostindië te zoeken ten noorden van de landen, welke door de Spanjaarden waren ontdekt. Cabot zeilde in het voorjaar van 1497 uit Engeland, en vond wel dien weg niet, maar werd daarentegen de eerste historisch bewijsbare ontdekker van Newfoundland en de Amerikaansche kust tot aan Florida, zonder dat men de waarde dezer ontdekking in hare geheele belangrijkheid bevroedde. Zij geraakte in vergetelheid, totdat eindelijk na langen slaap de Engelsche ondernemingsgeest op nieuw ontwaakte, en het opzoeken van eenen noordelijken weg naar Indië het doelwit der uitstekendste geesten werd. Deze weg, daarover was men het eens, kon slechts langs de noordkust van Europa, ten noorden van het pas ontdekte vaste land van Amerika, of regtstreeks over der pool, liggen; de een zoo wel als de ander moest door het hart de poolstreken voeren, door wateren, bedekt met ijsbergen, waarop de wolken onafgebrokene sneeuwmassa's nederwerpen.
Neemt men den stand der zeevaartkunde, de gebrekkigheid der toenmalige vaartuigen in aanmerking, dan moet men volkomen met hakluit instemmen, dat het besluit, om deze stormachtige en met ijs bedekte zee over te steken, evenveel moed vooronderstelt, als het denkbeeld, om de uiteinden der bekende wereld met elkander in verband te brengen; en de roem van de eerste ontdekkers eener zee aan gene zijde van de Noordkaap, waarvan men tot dien tijd toe geene bepaalde kennis had, en ook van eenen doortogt naar het magtige Russische rijk door de baai van St. Nicolaas en de Dwina geweest te zijn, zal in alle tijden even zeker aan Engeland worden toegekend, als Portugal nooit den roem kan verliezen van aan gene zijde der Kaap de Goede Hoop eene zee gevonden te hebben; als aan de Italianen en Spanjaarden nimmer de eer kan worden betwist, dat zij onbekende landen vele honderd mijlen westelijk en zuidwestelijk van de straat van Gibraltar en de zuilen van Herkules hebben ontdekt. Moge de uitkomst ook niet even schitterend zijn geweest, de onderneming vorderde
| |
| |
denzelfden moed; men huivert schier terug voor de herinnering der gevaren, waarin zich deze moedige ontdekkers stortten.
Het stoute denkbeeld, om de Arctische Zee aan de belangen van Engeland dienstbaar te maken, behoort aan robert thorn, die, met gewigtige en overtuigende gronden, hendrik VIII tot het besluit bragt, om de door cabot aangevangene ontdekkingen tot aan de Noordpool voort te zetten. De Koning zond in 1527 twee goede schepen, welbemand en geproviandeerd, uit, om nieuwe landen op te zoeken. De uitslag van deze reis, de eerste, die ondernomen werd, om eenen doortogt over de Noordpool naar Oostindië te vinden, is voor ons verloren gegaan, gelijk hakluit zegt, ‘door de traagheid en zorgeloosheid der toenmalige schrijvers, die in allen gevalle meer ijver hadden moeten betoonen, om de groote daden hunner natie op te teekenen.’ De schepen rigtten hunnen koers naar het noordwesten, stuurden, na lange omgedoold te hebben, eene gevaarlijke golf tusschen Groenland en Newfoundland in, waar een der vaartuigen werd verbrijzeld, terwijl het andere, nadat het kaap Breton had aangedaan, in den herfst van hetzelfde jaar naar Engeland terugkeerde. Hoe schitterender en overspannener de hoop geweest was, die men van de onderneming had gekoesterd, des te grooter was de teleurstelling, door het mislukken opgewekt; en deze was zeker de oorzaak, dat er 25 jaren verliepen, voordat eene nieuwe poging ter sprake kon komen.
Tot aan het jaar 1553 was, gelijk ook purchas vooral aantoont, de handel van Engeland meer en meer in verval geraakt. Toen gaven de onmetelijke rijkdommen, die Portugal en Spanje jaarlijks uit de beide Indiën trokken, aan den ondernemingsgeest der Engelschen den in de gevolgen allerbelangrijksten stoot. Het besluit, om nogmaals te beproeven, of zich niet door de met ijs bedekte zee een weg naar Cathay en Oostindië liet banen, werd, ondanks het hinderlijke en drukkende monopolie der Hanse opgevat. Eduard VI liet de drie schepen Bona Esperanza, Edward Bonaventura en Bona Confidentia uitrusten, en gaf het opperbevel aan Sir hugh willoughby; terwijl richard chancellor tot opperloods, cornelius durforth en steven burrough tot kapiteins werden benoemd. Den 10 Mei 1553 verlieten
| |
| |
de schepen Deptford, kwamen in de nabijheid van het eiland Röst (Lofodden) ten anker, en zeilden eindelijk Noorwegens Noordkaap om. Hier werd de Bonaventura door eenen storm van de overige schepen afgeslagen; terwijl de Admiraal koers zette naar Wardöchus; eene haven, die, in het geval dat de schepen van elkander raakten, als verzamelplaats was aangewezen. Op den 14 Augustus, des morgens vroeg, werd van het admiraalschip, dat de breedte van 72o had bereikt, tegen oost ten noorden, 160 zeemijlen van Segnam, land ontdekt. Purchas zegt, dat het Spitsbergen geweest is. Daarmede echter is in strijd, niet alleen het dagboek van den Admiraal zelven, maar ook de ligging van Spitsbergen met betrekking tot Segnam. Aanvankelijk was de koers van het admiraalschip voortdurend noordoostelijk, vervolgens zuidoostelijk; daarna wendde willoughby zich drie dagen noordwaarts, en stuurde toen zuidzuidoost. Is bij willoughby de breedte op den dag der ontdekking juist opgegeven, dan moet het ontdekte land Nowaja Semlja geweest zijn; is daarentegen de afstand van Segnam juist, dan moet het de kust van Lapland, in den omtrek van Swëtoi Nos, aan de monding van de Witte Zee, zijn geweest. Neemt men het laatste aan, dan zou de dwaling in de berekening niet minder dan 3o bedragen, hetgeen zeker te veel is, om de waarschijnlijkheid voor zich te hebben, vooral omdat willoughby overigens in zijne breedteberekeningen vrij naauwkeurig is. Zeker ligt dus de fout in de opgave des afstands, en het ontdekte land was Nowaja Semlja; de afstand van 160 zeemijlen moet in 230
worden veranderd; eene fout, die des te ligter kon insluipen, omdat de dagen vóór de ontdekking zeer stormachtig en onbestendig geweest waren en het schip her- en derwaarts was gedreven.
Willoughby zeilde met de Bona Confidentia van dit nieuw ontdekte land tot aan den 75sten graad noorderbreedte, en keerde van daar, naardien zijn schip onderscheidene lekkaadjen had gekregen, naar de kust van Lapland terug, zonder dat hij Wardöchus aandeed. Hij kwam in eene haven aan den mond van de Arzina ten anker. Het land was onbewoond; de schepen vroren weldra vast, en toen in den volgenden zomer eenige visschers die plek bezochten, vonden zij Sir hugh willoughby met de zijnen bevroren. Richard
| |
| |
chancellor had met de Bonaventura gelukkig Wardöchus bereikt, was vervolgens, toen de Admiraal niet verscheen, op nieuw in zee gestoken, was eindelijk in de baai St. Nicolaas, thans Archangel, ten anker gekomen, had met de bewoners nadere betrekkingen aangeknoopt, van daar eene reis naar Moskou ondernomen, waar de Koning hem zeer vriendelijk ontving, en had door dit bezoek den grond gelegd tot het handelsverkeer tusschen Engeland en Rusland, dat met weinig afbreking tot onze dagen toe heeft stand gehouden en voor Engelands handel en nijverheid van groot belang is geweest. Bij het aanbreken van de lente keerde hij naar Engeland terug. De gelukkige uitslag van chancellor's reize verzachtte althans eenigzins den treurigen indruk, dien het weldra niet meer twijfelachtige noodlot van Sir hugh willoughby had gemaakt. De uitlokkende uitzigten op handelsvoordeelen met Archangel en Rusland in het geheel riepen eene nieuwe expeditie in het leven, die onder het opperbevel van chancellor werd gesteld; terwijl te gelijker tijd ook stephen burrough den last ontving, om den noordelijken weg naar Cathay op te sporen en zoo mogelijk tot aan de rivier Ob door te dringen.
Hij verliet in April 1556 den Theems en ontdekte den 25 Julij Nowaja Semlja, en kort daarop de straat Waaigat, waar hij onderscheidene Russische walrusvangers vond en tevens met de eerste Samojeden in aanraking kwam. Daar hij evenwel den 22 Augustus alle hoop moest opgeven, om dat jaar nog in de rigting van het oosten verdere ontdekkingen te kunnen doen, besloot hij terug te keeren, waartoe hem vooral de ongemeen hevige noordoostelijke stormen en de groote, ontzettende ijsmassa's bewogen, die zij ontmoetten. Burrough bereikte Engeland weder, maar chancellor niet, die, nadat hij de handelsbetrekkingen met Rusland nog naauwer had vastgeknoopt, op den terugtogt schipbreuk leed en met zijne geheele manschap verloren ging.
Tusschen de terugkomst van burrough in 1557 en de volgende noordoostelijke expeditie in 1594 liggen de drie reizen van Sir martin frobisher naar Labrador, waarbij hij ook de straat ontdekte, die zijnen naam draagt. Van zijne eerste reize bragt hij erts mede naar Engeland, dat, volgens het onderzoek van metaalsmelters, veel goud bevatte; eene ont- | |
| |
dekking, die ook tot de tweede en derde reis aanleiding gaf, waarmede men het plan verbond, om in den omtrek van Frobisher-straat een etablissement ter bearbeiding van de mijnen op te rigten. Het verlies van een der schepen met proviand, en vooral ook de geringe gehalte aan goud, die het erts werkelijk bevatte, deed de geheele onderneming spoedig in vergetelheid geraken.
(Het vervolg en slot in het andere No. voor deze maand.) |
|