Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Zestal gedichtjes van J.W. IJntema.In welk een schoonschijnend licht het jongere Geslacht, dat de vroegere Fransche Republiek niet heeft gekend en de Geschiedenis niet raadpleegde, eerstgenoemde ook moge beschouwen, het is en blijft de stellige meening en tevens de op godsdienstige en zedelijke overtuiging berustende hoop van den steller dezer en der vorige dichtstukjes, dat de Republieken in Frankrijk en elders zulllen voorbijgaan, om plaats te maken voor wettige en ordelijke besturen, op vrijzinnige grondslagen gevestigd, nadat de Vorsten wijsheid en de Volken betamelijke ondergeschiktheid geleerd hebben in de harde schole des wederspoeds. - De korte maar belangrijke Voorrede der onlangs uitgegevene Leerrede van den Weleerw. c.e. van koetsveld, Predikant te Schoonhoven, getiteld: De Volksstem, eene Lijdenspreek voor onze dagen, is, gelijk trouwens de gansche voortreffelijke Rede, als uit mijne ziel geschreven. God gebiede op dat woord Zijnen zegen!
April en Mei 1848.
aan ARAGO, minister van oorlog en koloniën en marine van frankrijk, en sterrekundige. Ligt hebt gij in de Schrift gelezen
Van boosheên in de lucht;
Het moeten geestelijke wezen,
Boosaardig en geducht.Ga naar voetnoot(*)
Gij hebt gewis, (de Sterrenhemel
Is u geen vreemd gebied;
Schoon gij te midden van 't gewemel
Geen Hooger orde ziet)
Op 't spoor der oude wigchelaren,
Geschraagd door Satan's magt,
| |
[pagina 362]
| |
Die boosheên, die in 't luchtruim waaren,
Naar uw Parijs gebragt.
Dáár zijn ze dan! Een heir van plagen
Volgt hen bij elken stap;
Hoewel zij nu nog maskers dragen
Van gulle Broederschap:
Zóó werken ze op de laagre driften
Van jong en oud gemeen,
Dat kaf van koren niet kan ziften,
En doelloos stormt het heen!
Maar 't zinbedrog zal haast verdwijnen;
Zij werpen 't momtuig af;
Als monsters zullen zij verschijnen:
Dan wacht Parijs zijn straf!...
Arago! wat hebt gij begonnen,
Toen gij, met roem gekroond,
Die helsche geesten, onbezonnen,
Hebt naar omlaag getroond?...
Parijs, de stookplaats van den Booze,
Die op zijn prooi reeds loert;
Het brandpunt van al 't goddelooze,
Dat thans Euroop beroert;
Parijs zal ééns voor alles boeten,
Door monsters overheerscht
In eigene ingewanden wroeten,
In de uwe, Arago, 't eerst!
| |
Etherwoede.Er is een Damp, door God het Menschdom aangeboden,
Die, weldoend in zijn' aard,
Verdoovende elke smart bij onvermijdbre nooden,
Door misbruik dolheid baart.
Terwijl Menschlievendheid, bereid het Volk te schragen,
Dat Armoê dreigt of nijpt,
Zich uitputte, om alom het wee te helpen dragen,
Dat smartlijk om zich grijpt,
Was de Etherdamp der Hoop een balsem voor de wonden,
Die ligtnis gaf van pijn,
| |
[pagina 363]
| |
Door milde liefdezorg gezuiverd en verbonden,
Schoon ze ongeneesbaar zijn.
Op ééns grijpt de Armoê naar de hand, die haar bedeelde,
En naar de medieijn;
En 't middel, dat haar laafde en hare wonden streelde,
Verkeert in dol venijn!
Nu holt en woedt het Volk in steden, dorpen, velden,
Door razernij gespoord,
En dreigt hen, die zoo trouw te zijner hulpe snelden,
Met plondring, brand en moord!
Nog éénen greep - en 't Volk, miskennende al het goede,
Dat de eigen bron ontvloot,
Het opgeruide Volk, verstikkende in zijn woede,
Het geeft zichzelv' den dood!...
Maar gij, mijn Vaderland! (en fier klopt mij de boezem
Bij 't noemen van uw' naam)
Uw sappen zijn gezond; de heffe slechts, de droessem
Bezoedelde uwe faam.
Vaar voort, geliefde grond, dien eedlen geest te kweeken!
Zoo wel de tijdgenoot,
Als 't dankbaar nageslacht, zal dan van 't Voorbeeld spreken,
Dat ge aan Europa boodt.
| |
Grondwetsherziening.Waar duizend stemmen over Grondwet zich verheffen,
Is 't desbevoegden zwaar het ware doel te treffen.
Zóó komt zij noô tot stand, en Babel's torenbouw
Wordt dan het beeld van dit veeldradig weefgetouw.
Waartoe, in vredes naam, al dat petitioneren?
Alleen wie 't Regt verstaat, heeft regt hier te adviseren,
Voor 't minst bevoegdheid; en, wat kreet onze ooren treff,
Dat demonstratiekreet zich nooit bij ons verheff!
Ziet rond slechts in den kreits van diepgeschokte Staten!
Wat niet al kwaads gesticht! hoe luttel goeds gelaten!
Aanschouwt Parijs in heel zijn demonstratiezucht;
Berlijn en Weenen, ach, met al hun straatgerucht!
En, 't oog naar God gerigt, herhalen wij 't elkander:
‘Wie zacht zich spieg'len wil, die doe zulks aan een' ander.'’
| |
[pagina 364]
| |
Republieken in soorten.(Zie Handelsblad, Mei Il.) 't Gaat wèl, 't gaat treflijk, hopsasa!
Nu heeft men reeds drie Republieken,
Een roode, een witte, een blaauwe, en, ja,
Een talloos tal van politieken.
De roode hijscht de bloedvlag op;
De witte heft de lelievanen;
De blaauwe voert den strijd ten top,
En wil den weg des roems zich banen.
Dan vecht men onderling zich dood,
Of waagt de krijgstrompet te steken,
En brengt alom verderf en nood,
Tot Nemesis Euroop zal wreken.
Dan komt de zwarte Republiek,
En - uit is 't met de rarekiek!
| |
Kostelijk en heugelijk.Een Volksman.
Wat kostelijke Revolutie! wat heugelijke Republiek!
Een Bewindsman. Och, verg mij geen repliek!
Doch, wilt ge haar zoo heeten,
't Is zoo geheel niet mis.
Ja, kostlijk, in den zin van kostbaar wel te weten,
En heugelijk in dien van lange heugenis!...
| |
Roofvogels.A.
Roofvogels, zegt Buffon, roofvogels zingen niet.
B.
Except de Fransche; want - die zingen 't hoogste lied.
|