stemd. Het is van matige grootte, en kan ongeveer tachtig zittende toehoorders, in alles ruim honderd menschen, bevatten. Hoezeer het nu zeker waarschijnlijk genoeg was, dat bij mijne eerste voorlezing eene grootere menigte studenten door nieuwsgierigheid aangelokt zouden worden, kent gij mijne bescheidenheid. Ik wilde deze grootere menigte juist niet onderstellen, door terstond bij den aanvang in het grootste auditorium te debuteren. Deze bescheidenheid is op eene voor mij zeer luisterrijke wijze beloond geworden. Het uur mijner voorlezingen is des avonds van zes tot zeven. Ten half zes was het auditorium vol. Ik zag uit reinhold's venster den eenen troep na den ander de straat langs komen; het scheen alsof de stoet geen eind zou nemen. Hoezeer ik nu niet geheel vrij van angst was, deed de gedurig vermeerderende toevloed mij genoegen, en mijn moed groeide er eer door aan. Over het algemeen had ik mij met eene zekere standvastigheid gewapend, waartoe het denkbeeld, dat mijne voorlezing met geene andere, die van eenigen der leerstoelen te Jena gehouden werd, de vergelijking behoefde te schromen, als ook in het algemeen de gedachte, dat allen, die mij kwamen hooren, mijne meerderheid erkenden, niet weinig bijbragt. Maar de menigte vermeerderde allengs zoo zeer, dat voorzaal, voorhuis en trap stikkend vol stonden, en geheele hoopen moesten terugkeeren. Thans viel het aan iemand, die onder mijn gehoor was, in, of het nog niet mogelijk ware, dat ik voor deze voorlezing een ander anditorium koos. Griesbach's zwager was juist onder de studenten; ik liet hun dus den voorslag doen, om naar het auditorium van griesbach over te gaan, en met blijdschap werd dit voorstel aangenomen. Nu zag men het grappigste schouwspel. Alles stormde naar buiten en in een geweldigen stroom de Johannisstraat langs, die, eene der
langsten in Jena, met studenten digt bezaaid was. Daar zij nu, zoo hard zij konden, liepen, om in het Griesbachsche auditorium eene goede plaats te krijgen, geraakte de straat in alarm, en alles snelde in groote beweging aan de vensters. Eene wijl dacht men, dat er brand was, en aan het slot kwam de wacht op de been. Wat is het dan toch? wat gebeurt er? vroeg men overal, en het antwoord, dat men elkander toeriep, was: De nieuwe Professor zal collegie houden. Gij ziet, dat het toeval zelf er toe medewerkte, om mijn eerste optreden regt schitterend