| |
Hulde aan Z.M. den koning, aan de edel-achtbare heeren burgemeester en wethouderen en de schutterij van Amsterdam, in eenige dichtregelen en coupletten, door M. Westerman.
Zang.
wijze: Wien Neêrlandsch bloed, enz.
Schoon ook laaghartig helgebroed
En 't eerloos graauw, in overmoed,
Naar roof en plondring jook',
Wij waken voor het Vaderland,
En duchten geenen strijd,
En zijn aan orde en eer verpand,
| |
| |
Der Burgervaadren trouwe zorg,
Zoo hoog door ons geschat,
Strekt voor de veiligheid ten borg,
En waakt voor 't heil der Stad;
En alles, wat regtschapen denkt,
Schaart vast zich om hen heen,
Opdat niet de orde word' gekrenkt:
En u, o wakkre Schutterij!
Gij spreidt aan 't wimpelvoerend IJ
Der vaadren trouw ten toon;
Gij groeit in tal, in lust en moed,
Daar gij 't geweld betoomt,
En 't onverbasterd Neêrlandsch bloed
Door hart en aadren stroomt.
De dapp're Krijgsmagt, die het zwaard
Voor Neêrlands regten zwaait,
En rustig zich ten strijd vergaârt,
Waar 't eerevaandel waait;
Zij kweekt in de eedle, fiere borst
En zucht voor Vaderland en Vorst
Zet ook haar hart in gloed.
De achtergrond opent zich, en men ziet het beeld des Konings, met trofeen omhangen; de Amsterdamsche Stedemaagd vertoont zich ter zijde van het beeld.
| |
De Amsterdamsche stedemaagd.
't Arglistige gebroed, verhit door logenvonden,
't Roofzuchtige geboefte en 't plonderzieke ruigt',
Het grijnst met helsche vreugd, als orde en wet, geschonden,
Van vuige bandloosheid eens woesten hoops getuigt.
Maar Neêrlands wakker Volk, gehecht aan goede zeden,
Aan 't heil van 't Algemeen uit pligtbesef verkleefd,
Gruwt in het edel hart van lage uitsporigheden,
Waaraan een eerloos rot zich schaaamtloos overgeeft.
Zie, 't sluit zich, om met kracht den gruwelstroom te keeren,
| |
| |
Als een onwrikbre muur, standvastig aan elkaâr;
Het zwicht voor geen geweld; geen moedwil kan het deren,
En rijk noch arm verdeelt de trouwe Burgerschaar.
Werp' dan het addrenbroed, uit zwarte gruwelpoelen,
Zijn' zwadder over de aard'; hij kleeft op Neêrland niet;
't Mat zich niet roekloos af in onberaden woelen,
Maar blijft aan de eer getrouw en doet wat pligt gebiedt;
Het hecht zich onverdeeld aan wakkre Burgervaadren,
Aan een' beminden Vorst, de glorie van zijn' stam,
En draagt nog 't roemrijk bloed in de onverbasterde aadren,
Voor 't heil van 't Vaderland en 't kooprijk Amsterdam.
| |
Slot-koor.
Stort, Hemel! uwe zegening
Bewaak zijn' dierbren levenskring,
Die 't heil des lands omsluit!
Van al de Koningen der aard',
Hoe groot hun magt ook zij,
Zij geen aan 't dankbaar Volk zoo waard,
|
|