meer schitterend genie der geringeren, het met bitterheid ontworpene tafereel der maatschappij, zoo als zij destijds was, de gebreken van het staatsbestuur, enz. den hoofdinhoud uitmaakten, en dat dit met even zoo groote behendigheid als met bijtend vernuft en ongehoorde stoutheid in betrekking op de Bastille, de policie, de wetten op de drukpers en de censuur was uitgewerkt. Het ten tooneele voeren van dit reeds zoo beroemde stuk werd algemeen gewenscht, en de voornaamste personen bezigden hunnen invloed, om verlof tot de voorstelling daarvan op het Théâtre Français te verwerven. Lodewijk XVI liet zich het manuscript, in tegenwoordigheid zijner Gemalinne, door Madame de campan voorlezen. Hij vond het stuk gansch niet voortreffelijk, en verklaarde zich, toen hij de beruchte alleenspraak, (5de bedrijf, 3de tooneel) waarin verscheidene takken van het bestuur vinnig aangetast worden, gehoord had, zeer stellig tegen den schrijver, als iemand, die met alles, wat in een welgeordenden Staat heilig behoorde te zijn, den spot dreef; het stuk, zeide hij, mogt in geen geval ten tooneele gebragt worden. Beaumarchais liet zich door deze uitspraak des Konings niet afschrikken; integendeel zeide hij, ‘te wenschen, dat zich nog grootere hinderpalen en meer vijanden mogten opdoen; hij zou wel middel vinden om daaraan het hoofd te bieden.’ Ook deed hij, zonder zich om iets te bekreunen, het stuk door de bekwaamste tooneelkunstenaars van het Théâtre Francais instuderen; de opvoering werd vastgesteld en met ongeduld verwacht, en toen nu, daar de zaal reeds tot stikkens toe vol was en koets bij koets naar den schouwburg snelde, het verbod kwam om er mede voort te gaan, had beaumarchais zijn eigenlijk oogmerk ten volle bereikt, 'twelk was, het ongeduld der kijklustige Parijzenaars tot het toppunt
van misnoegen te drijven. Hij wist, dat hierdoor reeds, zonder eenigen verderen aandrang, de tegenzin van lodewijk XVI verwonnen zou zijn; en werkelijk werd ook, na verloop van eenige maanden, de opvoering van het stuk veroorloofd. De drift om het te zien was niet verflaauwd. Tien uren vóór dat de kas geopend werd, stond zoo goed als geheel de hoofdstad voor de deuren van den schouwburg. Beaumarchais had in één uur tijds vijftig brieven met verzoek om biljetten ontvangen; op den dag der voorstelling zond de Hertogin van bourbon reeds ten 10 ure des morgens hare bedienden aan de kas, om op de uitdeeling der biljetten te wachten, die eerst ten 4 ure beginnen moest; reeds ten 2 ure poogde de Gravin van ossun, met eene haar anders in geenen deele eigene beleefdheid, zich een' weg door de menigte te banen, terwijl Madame de talleyrand, ondanks hare aangeboren gierigheid, den driedubbelen prijs voor eene loge betaalde. In het ontzettende volksgewoel zag men Lodewijksridders met Savoijaarden el-