Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 263]
| |
Een Parijzenaar uit het Volk spreekt.Weer Burger, Burgeres! 'k Heb daarmeê vollen vrede;
En, woonde ook Adam met zijn gade hier ter stede,
Zij zouden Burgers zijn, en Burgers van 't Heelal;
Ten zij (hem kwam het toe) hij ons ook, bij geval,
Een' naam of titel schonk; (hij gaf dien wel aan beesten;
Waarom dan niet aan ons en onze groote geesten?)
Bij voorbeeld dien van Slaaf. Of is 't geen slavernij,
Dat men ons dwingen wil, (ons, welk een dwinglandij!)
Om Burger, Burgeres te zeggen en te schrijven?
Wie waagt het, buiten ons, hier wetten door te drijven?
Dat zou, parole d'honneur, een fraaije Vrijheid zijn!
Men dwingt ons nergens toe, al plooit men 't nog zoo fijn.
Die wetten heeft gemaakt, bekreunt zich aan geen wetten.
Die 't nieuw Bewind zich koos, kan 't ook ter zijde zetten.
Wilde ik den Adel, ik, heel 't Volk ware Edel Heer;
En wat ik thans verwerp, dat eisch ik morgen weer,
Tot zelfs het Koningschap. Republikein in 't harte,
Lach ik met elk bedwang; en, zoo 't Bewind mij tarte,
Roep ik Philippe of Henry-cinq tot Koning uit.
Bij 't Volk is de Oppermagt; zij wettigt elk besluit.
Ik wil (ja, 'k wil!) ook eens Monsieur zijn in mijn leven.
Wie 't mij betwisten wil, parbleu! hij mag wel beven!
'k Wil Vrijheid inderdaad, geen Vrijheid slechts in schijn;
In alles vrijheid, vrijheid zelfs om slaaf te zijn!
|
|